Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting over de jaren 2013-2016, het in vervalste vorm aan de Belastingdienst ter beschikking stellen van zijn administratie en het valselijk opmaken van rekeningafschriften en facturen.

De Rechtbank stelt vast dat verdachte heeft gefraudeerd met de belastingaangiften van zijn webshop. Over de jaren 2013 tot en met 2016 heeft hij elk kwartaal onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Nadat de Belastingdienst eind 2016 een onderzoek had aangekondigd heeft verdachte zijn administratie, rekeningafschriften van zijn webshop en facturen vervalst en aan de Belastingdienst verstrekt. Ook heeft verdachte zijn aangifte inkomstenbelasting over jaar 2016 onjuist ingediend. Verdachte heeft verklaard dat hij abusievelijk een verkeerd getal invulde en er zo achter kwam dat hij gemakkelijk geld terug kon krijgen. Dit geld zou hij vrijwel geheel in zijn bedrijf hebben gestoken. Verdachte zou regelmatig op het punt hebben gestaan om ermee te stoppen, maar heeft steeds gekozen voor het nogmaals doen van onjuiste aangiften en uiteindelijk het opzettelijk vervalsen van zijn administratie om de onjuiste aangiften te kunnen dekken.

De Rechtbank is van oordeel dat het gevolg van het handelen van verdachte is geweest dat verdachte geld heeft ontvangen van de Belastingdienst in plaats van dat verdachte belasting heeft betaald. Op basis van de door de Belastingdienst berekende gegevens is het benadelingsbedrag bijna € 140.000. In beginsel is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.

De Rechtbank ziet echter aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In de eerste plaats heeft de Rechtbank gekeken naar de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft bij de FIOD een bekennende verklaring afgelegd en inzicht gegeven in wat hij heeft gedaan en hoe hij dit heeft gedaan. Ook heeft verdachte zich meewerkend opgesteld bij het onderzoek in de zaak en uit zijn houding op zitting blijkt ook dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.

Ook neemt de Rechtbank bij de strafmaat in aanmerking dat verdachte samen met zijn partner drie jonge kinderen heeft en medekostwinner is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal vermoedelijk het einde van de webshop van verdachte betekenen, met alle financiële gevolgen van dien. Tot slot is het door de Belastingdienst berekende benadelingsbedrag nog niet definitief vastgesteld. Tegen de naheffingsaanslagen is door verdachte bezwaar aangetekend. Ook heeft de Belastingdienst kort voor de zitting het nadeel nog fors naar beneden bijgesteld.

De Rechtbank vindt alles bij elkaar de maximale taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2019:750