In deze strafzaak worden een DGA en zijn B.V. verweten dat zij in de periode van 2011 tot en met 2017 (opzettelijk) de aangiften IB en Vpb niet hebben gedaan en de administratieplicht hebben geschonden. De verdediging betoogt dat het OM niet-ontvankelijk is, omdat de Inspecteur eerst een informatiebeschikking moest nemen en dat de vervolging in strijd is met het una-viabeginsel en/of het vertrouwensbeginsel. Daarnaast voert zij aan dat het nemo-teneturbeginsel is geschonden, dat de vereiste aangiften (uiteindelijk) wel zijn gedaan en dat de administratie juist is.

Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt al deze verweren. Het hof overweegt hiertoe allereerst dat het opleggen van de informatiebeschikking een discretionaire bevoegdheid van de Inspecteur betreft, maar geen vereiste is voor het instellen van strafvervolging wegens het niet-voeren van een juiste administratie. Ten aanzien van het una-viabeginsel overweegt het hof dat uit de brief van de fiscalist volgt dat de verzuimboetes zijn opgelegd aan andere (rechts)personen dan verdachten. Bovendien bestaat er een aanzienlijk verschil tussen de aard en ernst van enerzijds de feiten die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van verzuimboetes – waarbij sprake is van schuld – en anderzijds het opzettelijk niet doen van aangiften. Tot slot oordeelt het hof dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden, omdat uit het strafdossier niet is gebleken dat zou zijn toegezegd dat er niet zou worden vervolgd. Het hof acht het OM aldus ontvankelijk in de vervolging.

Ook is volgens het hof geen sprake is van schending van het nemo-teneturbeginsel, omdat, anders dan de raadsman betoogt, artikel 47 AWR niet van toepassing was en de bekennende verklaringen van verdachten niet onder dwang zijn afgelegd.

Ten aanzien van het niet doen van de aangiften concludeert het hof dat het doen van aangifte buiten de periode die in de tenlastelegging is opgenomen, de strafbaarheid van het niet doen van aangifte binnen deze periode niet opheft. Het hof overweegt daarbij dat niet aannemelijk is gemaakt dat verdachten de uitnodigingen tot het doen van aangifte niet hebben ontvangen en ook niet dat verdachten aan hun administratieplicht hebben voldaan. Tot slot oordeelt het hof ook aan het strekkingsvereiste is voldaan.

Het hof acht het tenlastegelegde bewezen, maar waar de advocaat-generaal een taakstraf en boetes heeft gevorderd, legt het hof, gezien de bijzondere omstandigheden van de verdachte twee boetes op van € 50.000 (DGA) en € 48.500 (de B.V.).

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 februari 2023, https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:1967 (gepubliceerd 9 maart 2023)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 februari 2023, https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:1969 (gepubliceerd 9 maart 2023)