Medio 2017 is er een strafrechtelijk onderzoek gestart na een politie-inval waarbij een hennepkwekerij en -drogerij werden aangetroffen in een paardenstal naast het huis van de eigenaar van de sportschool (in casu medeverdachte). Uit dit onderzoek volgt dat van begin 2014 tot medio 2017 meerdere contante bedragen gestort zijn op rekeningen van verschillende ondernemingen die toebehoren aan de medeverdachte. De legale herkomst van deze gelden volgt niet uit de boekhouding van de ondernemingen. De boekhouder was die periode verantwoordelijk voor de verschillende ondernemingen van de medeverdachte en wordt ervan verdacht een bedrag van bijna € 600.000 te hebben witgewassen.
Volgens Rechtbank Overijssel heeft de boekhouder de bedragen gestort op de rekeningen van de ondernemingen en via meerdere overboekingen weer bij de eigenaar van de sportschool laten terechtkomen. Dit heeft de boekhouder allemaal op verzoek van de medeverdachte gedaan. Ook acht de rechtbank overtuigend bewezen dat deze bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. De eigenaar van de sportschool is namelijk veroordeeld voor het exploiteren van de hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Naar het oordeel van de rechtbank hangt de diefstal van elektriciteit onlosmakelijk samen met de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij. De rechtbank heeft daarbij tevens vastgesteld dat de aangetroffen hennepkwekerij al sinds 2014 in gebruik was. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de door de boekhouder op de rekeningen van de ondernemingen gestorte contante geldbedragen opbrengsten zijn van de exploitatie van de hennepkwekerij, en daarmee uit misdrijf zijn verkregen.
De rechtbank stelt vast dat de boekhouder geen enkele kritische vraag heeft gesteld bij de herkomst van een voortdurende stroom aan grote contante bedragen zonder enige aanwijsbare legale herkomst, die vervolgens door hem in de boekhouding moesten worden verwerkt. De boekhouder was bovendien geen willekeurige medewerker, maar een HBO (plus)-opgeleide boekhouder. Door aldus te handelen heeft de boekhouder zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de door hem gestorte bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. Hij heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan opzetwitwassen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er sprake is van gewoontewitwassen vanwege de frequentie van het aantal stortingen in de betreffende periode.
Vanwege een overschrijding van de redelijke termijn met drie jaren en acht maanden acht de rechtbank een andere strafmodaliteit dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepast. Tevens houdt de rechtbank rekening met de meewerkende houding van de verdachte in zijn verhoren en het feit dat hij geen voordeel heeft behaald. De rechtbank legt aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op en een taakstraf van 240 uur.
Rechtbank Overijssel 21 december 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:5261
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:5261