Aan belanghebbende zijn 13 naheffingsaanslagen BZM met verzuimboeten opgelegd, elk ten bedrage van €8 aan naheffing en elk met een verzuimboete van €246.

Belanghebbende meent dat het totaalbedrag van de opgelegde verzuimboeten niet in verhouding staat tot de ernst van de gepleegde overtredingen. Volgens belanghebbende is haar ook de mogelijkheid ontnomen om haar gedrag te verbeteren, vanwege het tijdsverloop tussen de overtredingen en de ontvangst van de naheffingsaanslagen. Tot slot beroept zij zich op de slechte financiële omstandigheden waarin de VOF verkeert.

De Rechtbank is van oordeel dat de boeten niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel, nu een relatief hoge boete is gerechtvaardigd om nakoming van de fiscale verplichtingen af te dwingen. Ten aanzien van het verweer van belanghebbende omtrent het tijdsverloop tussen de overtreding en de naheffingsaanslagen oordeelt de Rechtbank dat de naheffingsaanslagen niet dienen als signaleringssysteem. Voorts oordeelt de Rechtbank dat de aanslagen met verzuimboeten binnen de door de brancheorganisatie van belanghebbende en de Belastingdienst overeengekomen streeftermijn van drie maanden zijn opgelegd.

De inspecteur heeft ter zitting nog het matigingsbeleid van de Belastingdienst uiteengezet. De Rechtbank acht zich niet gebonden aan het beleid van de inspecteur. Er is volgens de Rechtbank sprake van zodanig slechte financiële omstandigheden dat belanghebbende om deze reden in aanmerking komt voor matiging van de boeten. Bij dit oordeel gaat de Rechtbank uit van de omstandigheid dat de onderhavige vrachtauto door een administratieve fout ten onrechte ten name van belanghebbende is gesteld, terwijl deze feitelijk wordt gebruikt ten behoeve van de VOF. De Rechtbank acht verzuimboeten van €100 per naheffingsaanslag daarom passend en geboden.

Rechtbank Noord-Nederland, 16 juli 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2015:3910