Verdachte wordt – onder meer – verdacht van feitelijk leiding geven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en deelname aan een criminele organisatie.

De Rechtbank spreekt verdachte vrij van deelname aan een criminele organisatie omdat van medeverdachten – en de rechtspersonen die zij formeel bestuurden – niet kan worden bewezen dat zij in zijn algemeenheid wisten van het criminele oogmerk van verdachte. Naar het oordeel van de Rechtbank zijn zij en hun bedrijven door verdachte gebruikt, zonder dat zij op enig moment zicht hebben gehad of hadden moeten hebben op de fraude.

De Rechtbank komt voor de overige feiten die betrekking hebben op het niet, dan wel onjuist, indienen van aangiften omzetbelasting voor verschillende rechtspersonen tot een gedeeltelijke bewezenverklaring.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan BTW fraude. Uit het dossier blijkt dat hij deze fraude zelf heeft geïnitieerd en feitelijk controle heeft gehad over alle bij de fraude betrokken rechtspersonen. De Rechtbank is verder van oordeel dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om bestaande rechtspersonen, die op een legale wijze handel dreven, en natuurlijke personen, onder wie zijn stiefvader, voor zijn doel te gebruiken, kennelijk om te voorkomen de fraude en de rol van verdachte daarin ontdekt zou worden.

Verdachte heeft op geen enkel moment inzicht gegeven in het motief van zijn handelen, maar het kan naar het oordeel van de Rechtbank niet anders dan dat hij de fraude puur uit winstbejag heeft gepleegd. Verdachte heeft geen berouw getoond voor zijn handelen of aangegeven dat hij dergelijke handelingen in de toekomst niet meer zal gaan verrichten.

Het belastingnadeel van de bewezenverklaarde feiten bedraagt volgens de Rechtbank ruim 2,5 miljoen euro. De Rechtbank is van oordeel dat, gelet daarop, in beginsel een gevangenisstraf van 36 maanden passend is. Nu de redelijke termijn met bijna 2 jaar is overschreden – hetgeen ook gedeeltelijk te wijten is aan de complexiteit van de zaak – zal de Rechtbank een strafvermindering van 10% toepassen.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 32 maanden.

Rechtbank Amsterdam 2 maart 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3950

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2017:3950