Aan belanghebbende, X BV, is een naheffingsaanslag LB en een vergrijpboete van 25% van de nageheven belasting opgelegd wegens het niet aangeven van het privégebruik van de aan Y ter beschikking gestelde personenauto. In geschil is of de boete terecht is opgelegd.

Rechtbank Den Haag had in eerste aanleg de boete vernietigd omdat geen sprake zou zijn van grove schuld. De redengevende overweging was dat de omstandigheid dat belanghebbende er niet in slaagde het wettelijk vereiste bewijs te leveren, geen omstandigheid was die grove schuld impliceerde.

Anders dan de Rechtbank stelt Hof Den Haag de inspecteur in het gelijk en oordeelt dat X BV laakbaar tekort is geschoten door de privéritten niet te verantwoorden. Volgens het Hof blijkt uit de gedingstukken dat (veel) meer dan 500 privé-kilometers met de auto zijn verreden, en dat X BV dit wist of dat had moeten weten. De meest laakbare tekortkoming acht het Hof dat de door belanghebbende overgelegde rittenstaat niet de vele ritten tussen de woonadressen van Y’s partners vermeldt, terwijl het belanghebbende duidelijk moet zijn geweest dat deze zijn verreden, dat deze als privé zijn aan te merken en dat met de aldus buiten beschouwing gebleven privé-kilometers de gestelde grens van 500 ruimschoots is overschreden. Volgens het Hof was het aan in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid van BV X te wijten dat te weinig belasting was geheven.

Ook het (subsidiaire) standpunt van belanghebbende dat de inspecteur in strijd handelde met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door een vergrijpboete op te leggen in plaats van een verzuimboete ter zake van het niet indienen van een correctiebericht werd door het Hof verworpen.

Gerechtshof Den Haag, 12 augustus 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2015:2193