Aan verdachte, feitelijk leidinggever van een rijschool in Den Haag en Amsterdam, wordt ten laste gelegd dat hij opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan namens de rijschool.

Verdachte is niet ter zitting verschenen. De Rechtbank overweegt  dat hij in het kader van zijn eenmanszaak en als feitelijk leidinggever van een vennootschap gedurende een aantal jaren opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan. Hij heeft naar het oordeel van de Rechtbank daartoe op inventieve wijze telkens een groot deel van zijn omzet buiten het zicht van de Belastingdienst gehouden.

Door het niet verantwoorden van de omzet is er een omzetbelasting-nadeel van in totaal € 371.299 ontstaan. Verdachte heeft – kennelijk om dit bedrag te verhullen – geen deugdelijke bedrijfsadministratie gevoerd ten gevolge waarvan eveneens een inkomstenbelasting-nadeel is ontstaan. Dit bedrag wordt begroot op € 868.869.

De Rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij via de media anderen oproept om geen belasting te betalen. De Rechtbank acht derhalve een recidiverisico aanwezig. Bovendien oordeelt de Rechtbank dat het een ontwrichtende werking voor de samenleving heeft als verdachte poogt anderen aan te zetten tot het plegen van dezelfde soort strafbare feiten. Deze houding van verdachte wordt uitdrukkelijk als strafverzwarend aangemerkt.

De Rechtbank veroordeelt – alles afwegende – verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.

Bron

Rechtbank Amsterdam 2 augustus 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:6173

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:6173