Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008 opzettelijk onjuist heeft ingediend.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt het Hof dat de omvang van de te weinig geheven belasting moet worden bepaald aan de hand van de gegevens zoals die beschikbaar waren op het moment van het nemen van de vervolgingsbeslissing. Door de FIOD is berekend dat het nadeel voor de Belastingdienst € 265.743 bedroeg. Gelet op de hoogte van dit bedrag is het Hof van oordeel dat dit de grensbedragen als bedoeld in de (destijds geldende) ATV-richtlijnen ruimschoots overtreft en dat het OM derhalve tot strafvervolging kon overgaan. Dat achteraf is gebleken dat het bedrag dat door de FIOD destijds is berekend wellicht naar beneden had moeten worden bijgesteld doet daar niet aan af, nu het Hof geen reden heeft om aan te nemen (en ook niet door verdachte is aangevoerd) dat het nadeelbedrag toen bewust en in strijd met de belangen van verdachte te hoog is vastgesteld. Het feit dat nadien door de Belastingkamer van dit Hof tot een andere basis van de heffingsgrondslag is gekomen, doet daar niet aan af. Het OM is om die reden ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

Verdachte heeft een bedrag van € 400.000 ter zake van een vastgoedtransactie niet in de aangifte inkomstenbelasting 2008 opgenomen. Aldus heeft verdachte de aangifte niet naar waarheid ingevuld door een te laag bedrag aan belastbaar inkomen op te geven. Het Hof is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de foutieve invulling.

Het Hof oordeelt dat verdachte weliswaar heeft gesteld dat hij zich heeft laten adviseren en dat hij in de geest van die adviezen heeft gehandeld, maar hij heeft niet kunnen aangeven wat die adviezen concreet inhielden. Uit verklaringen van een derde blijkt eenduidig dat de aangifte is gedaan op basis van door of namens verdachte aangeleverde gegevens en dat bij het accountantskantoor niets bekend was over de aan- en verkoop in privé van het onroerend goed. Het ging om een voor verdachte atypische transactie waarbij in korte tijd aanzienlijke winst werd geboekt, terwijl verdachte heeft nagelaten informatie daarover te verstrekken aan de door hem in de arm genomen nieuwe accountant die (ook) zijn aangifte zou indienen.

Door zo te handelen heeft verdachte naar het oordeel van het Hof in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een onvolledige en onjuiste aangifte zou doen. Dat verdachte dacht dat zijn vorige accountant de in het geding zijnde gegevens wel zou hebben doorgegeven aan zijn nieuwe accountant disculpeert verdachte niet. Verdachte is immers zelf verantwoordelijk voor de aanlevering aan degene die voor hem zijn aangiftebiljet invult van de volledige en juiste gegevens voor het invullen van de aangifte.

Het Hof zoekt bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete aansluiting bij het door de Belastingkamer van dit Hof in de fiscale zaak onherroepelijk vastgesteld belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang ter hoogte van € 400.000, over welk bedrag door verdachte ten onrechte geen inkomstenbelasting zou zijn betaald, indien dit strafbare feit niet zou zijn ontdekt. Indien van een dergelijk bedrag wordt uitgegaan, zou verdachte 25% van het ontdoken bedrag aan boete hebben moeten betalen bij een afdoening door de fiscus. Het Hof acht daarom een geldboete van € 100.000 naast een taakstraf van 100 uur passend en geboden. [1]

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6183

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:6183

[1] Wij merken op dat de (onderbouwing van de) berekening van de boete door het Hof niet juist lijkt te zijn, immers 25% van het belastingbedrag (in box II 25% van € 400.000, is € 100.000) zou uitkomen op € 25.000.