Betrokkene is registeraccountant en heeft in deze hoedanigheid een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2014 van een kantoor van advocaten en notarissen. De vertegenwoordiger van klaagster is advocaat en voormalig partner van het accountants- en notariskantoor. Tot eind 2014 was hij via klaagster middellijk aandeelhouder van het advocaten- en notariskantoor. Ultimo 2014 heeft hij dit kantoor verlaten. Over de financiële afwikkeling van zijn voormalig partnerschap is hij tegen het kantoor nog in een procedure verwikkeld.

In de jaarrekening 2014 van het advocaten- en notariskantoor is een voorziening voor claims opgenomen. Een deel van deze voorziening heeft betrekking op een claim van € 500.000 die verband houdt met de praktijkuitoefening van een notaris. Het kantoor is namelijk op 4 november 2008 aansprakelijk gesteld voor tekortschietende dienstverlening en voor onrechtmatig handelen in een dossier van de notaris, in verband waarmee betaling van een viertal bedragen is gevorderd. De Rechtbank heeft één van de vorderingen, te weten de vordering tot betaling van € 180.000 toegewezen. De verzekeraars hebben het bedrag van € 335.000 (te weten de te betalen vordering inclusief de wettelijke rente) begin 2015 aan het kantoor vergoed. In de jaarrekening 2014 is echter de voorziening voor het dossier ten bedrage van € 500.000 gehandhaafd in verband met de drie overige vorderingen.

Ten grondslag aan de klacht ligt het verwijt dat het handhaven van de voorziening van € 500.000 in het dossier op de balans van het advocaten- en notariskantoor per 31 december 2014 onjuist is. Gelet op het feit dat de verzekeraar € 335.000 heeft vergoed had volgens klager van die voorziening in 2014 een bedrag van (ten minste) € 335.000 moeten vrijvallen ten gunste van het resultaat over 2014. Klaagster stelt voorts dat het treffen van een voorziening in de jaarrekening 2014 überhaupt niet toelaatbaar was, omdat het bedrag niet met voldoende betrouwbaarheid kon worden vastgesteld. Daardoor geeft de balans ultimo 2014 geen getrouw beeld van het vermogen en vormt de winst- en verliesrekening over 2014 evenmin een getrouwe weergave van het resultaat, aldus klaagster.

Betrokkene heeft volgens de Accountantskamer niet helder en duidelijk gedocumenteerd welke reden(en) hij had voor het handhaven van de voorziening in de jaarrekening, terwijl de vordering van € 180.000 zich in 2014 daadwerkelijk heeft gemanifesteerd en de verzekeraar dit bedrag en de wettelijke handelsrente volledig heeft vergoed. De afwikkeling van deze vordering was een nieuw feit, dat voor betrokkene aanleiding had moeten zijn extra aandacht te schenken aan het voornemen van het kantoor om de voorziening ongewijzigd te handhaven, en aanvullende vragen aan het kantoor te stellen. Uit de besprekingen die zijn gevoerd met het kantoor, blijkt niet dat hieraan aandacht is besteed.

Betrokkene heeft volgens de Accountantskamer onvoldoende controle-informatie verkregen om in te kunnen stemmen met het handhaven van de voorziening voor het  dossier. Gelet op het materiele belang van de getroffen voorziening is sprake van een schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in de VGBA. Betrokkene wordt daarom de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Accountantskamer 27 oktober 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:71

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2017_71