Volgens klaagster, de Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie, heeft betrokkene ten onrechte goedkeurende controleverklaringen afgegeven bij de jaarrekening 2012 van [BV 1] en [BV 2]. Betrokkene zou daarmee hebben meegewerkt de betaalde koopprijs van de aandelen [BV1] een “schijn van redelijkheid” te geven. Daarnaast wordt betrokkene verweten te hebben nagelaten de aandelentransactie aan de Financial Intelligence Unit (FIU) te melden. De belangrijkste feiten waren als volgt.

In 2012 zijn de aandelen [BV 1] voor € 12,5 miljoen verkocht aan [BV 2]. De heer [A] was bestuurder van [BV 1] en aandeelhouder van [BV 2]. Het eigen vermogen van [BV 1] is per 31 december 2012 bijna € 10 miljoen gedaald. Uit het mutatieoverzicht blijkt dat [BV 1] € 12 miljoen dividend heeft uitgekeerd.

Volgens de toelichting op de balans van [BV 2] bedroeg de reële waarde van de activa en passiva op het moment van de verkoop afgerond € 31,5 miljoen. De aandelentransactie resulteerde daarom in een negatieve goodwill van € 19 miljoen. Daarnaast is opgenomen dat de negatieve goodwill in de komende 16 jaar zou vrijvallen ten gunste van het resultaat en dat deze vrijval op een aparte regel in de winst en verliesrekening zal worden getoond.

Klaagster heeft ter zitting haar klacht aangevuld met verwijten over:

  • de rol die betrokkene zou hebben gespeeld bij de verkoop van de aandelen;
  • de tegenstrijdige belangen die betrokkene zou hebben gediend; en over
  • het onvolledig, dan wel onjuist uitvoeren van de controlewerkzaamheden.

De Accountantskamer acht deze aanvullingen van de klacht op zitting ontoelaatbaar. Deze verwijten zijn in een zodanig laat stadium naar voren gebracht dat betrokkene geen, laat staan voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer tegen deze klachten voor te bereiden en zijn verdediging daarop te richten. Dit is in strijd met de eisen van een goede procesorde. De nieuw aangedragen klachtonderdelen zijn daarom niet-ontvankelijk.

Klaagster heeft wel tijdig aangevoerd dat het eigen vermogen van [BV 1] en [BV 2] willekeurig en zonder argumenten of toelichting aanzienlijk is verminderd. Betrokkene heeft daartegen als verweer aangevoerd dat de mutatie in het eigen vermogen volledig is toegelicht in de jaarrekening. Bij [BV 1] gaat het om een dividenduitkering en een post omrekeningverschillen die voortvloeien uit bedrijfsactiviteiten in niet-Eurolanden. De dividenduitkering is gebaseerd op een geldig aandeelhoudersbesluit en moest ten laste van het vermogen worden gebracht. De € 19 miljoen ziet op de verwerking van de negatieve goodwill in verband met de aankoop van de aandelen [BV 1]. Die negatieve goodwill is evenwel niet in de balans opgenomen in het eigen vermogen, maar als passiefpost en zal blijkens de toelichting in 16 jaar vrijvallen ten gunste van het resultaat.

De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene de door klaagster summierlijk aangedragen feiten en omstandigheden op steekhoudende wijze heeft weerlegd. Klaagster heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene ten onrechte goedkeurende controleverklaringen heeft afgegeven. Ook is niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat betrokkene heeft verhuld dat de verkopers zouden zijn opgelicht. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft betrokkene aangevoerd dat klaagster dit verwijt niet heeft onderbouwd en dat het hem niet is toegestaan om mededelingen aan derden te doen over het al dan niet hebben gedaan van een melding (artikel 22 Wwft).

De Accountantskamer is van oordeel dat – daargelaten het antwoord op de vraag of betrokkene verplicht was tot het doen van een melding – klaagster nog niet het begin van bewijs heeft aangedragen dat betrokkene geen melding heeft gedaan. Verder merkt de Accountantskamer op dat betrokkene volgens de regelgeving van de Wwft is gebonden aan de geheimhoudingsplicht. Het zou strijdig zijn met de eisen van een goede procesorde indien een ieder door het indienen van een (niet met feiten onderbouwde) tuchtklacht, de facto een zogenaamde fishing expedition, een betrokkene ter afwering van die tuchtklucht zou kunnen dwingen deze geheimhoudingsplicht te doorbreken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Accountantskamer 29 januari 2018, ECLI:NL:TACAKN:2018:4

http://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2018/ECLI_NL_TACAKN_2018_4?DomeinNaam=accountants&Pagina=1&ItemIndex=1