Belanghebbende heeft de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2011, 2012 en 2013 niet tijdig ingediend. De inspecteur heeft om die reden ambtshalve aanslagen met verzuimboetes opgelegd.

In geschil is of de verzuimboetes die zijn opgelegd over 2014 en 2015 terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Vast staat dat belanghebbende de aangiften vennootschapsbelasting niet tijdig heeft ingediend, zodat de inspecteur in beginsel de boetes terecht heeft opgelegd. De Rechtbank volgt belanghebbende niet in haar stelling dat sprake is geweest van avas. De door belanghebbende geschetste privéomstandigheden van haar bestuurder zijn niet zó uitzonderlijk dat haar geen enkele schuld treft met betrekking tot het niet tijdig doen van aangiften. Daarbij weegt de Rechtbank mee dat de bestuurder in dezelfde periode wel in staat is geweest om de aangiften omzetbelasting en loonbelasting te verzorgen. Ter zitting heeft de bestuurder aangevoerd dat hij niet is toegekomen aan het doen van aangifte en dat hij dit telkens voor zich uit heeft geschoven. Ook dit is onvoldoende voor een geslaagd beroep op avas. Het had op de weg van de bestuurder gelegen om – als hij vanwege privéomstandigheden daar niet toe in staat was – tijdig uitstel te vragen of een derde in te schakelen, hetgeen de bestuurder in 2016 uiteindelijk ook heeft gedaan.

Voorts volgt de Rechtbank de stelling niet dat slechts sprake is van één gedraging. Ieder jaar dient opnieuw aangifte vennootschapsbelasting te worden ingediend, zodat elke keer dat de vereiste aangifte niet wordt gedaan een nieuw verzuim wordt begaan. Het standpunt van belanghebbende dat sprake is van gewekt vertrouwen houdt evenmin stand. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur of een medewerker van de Belastingdienst zodanige toezeggingen hebben gedaan waaruit kon worden afgeleid dat geen, althans lagere, boetes zouden worden opgelegd.

Tot slot heeft belanghebbende verzocht om matiging van de opgelegde boetes vanwege haar slechte financiële situatie. Tegenover het gemotiveerde verweer van de inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat is de boetes te betalen. Toch is de Rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat om de boetes te matigen om deze, alle omstandigheden in aanmerking nemend, als passend en geboden aan te merken. De Rechtbank neemt daarbij mee dat dat belanghebbende in de jaren 2011 tot en met 2015 een adequate administratie heeft gevoerd, de jaarwinsten tussen de € 8.000 en € 20.000 lagen en dat belanghebbende alleen al over de jaren 2011 tot en met 2013 verzuimboetes van in totaal € 9.840 heeft belopen. Ten slotte neemt de Rechtbank in aanmerking dat de oorzaak voor het niet tijdig doen van aangiften klaarblijkelijk was gelegen in een door privéproblemen veroorzaakte toestand van laksheid van de bestuurder, welke toestand tot in 2016 heeft voortgeduurd.

Weliswaar is het naar het oordeel van de Rechtbank terecht dat de inspecteur verzuimboetes heeft opgelegd, maar gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval bestaat aanleiding de boetes te matigen. De Rechtbank zal de voor 2014 en 2015 opgelegde boetes ieder met € 1.000 verminderen.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2018:3392