Belanghebbende is een VOF en drijft een ambachtelijke kip-uitsnijderij. Naar aanleiding van een werkplekcontrole van de Inspectie SZW is een boekenonderzoek ingesteld. Uit verklaringen van meerdere werknemers, zowel eigen personeel als uitzendkrachten, blijkt dat overgewerkte uren van voornamelijk uitzendkrachten contant werden uitbetaald. Op grond van de verklaringen over het gemiddelde aantal overwerkuren per week is een berekening gemaakt waarna de correcties met vergrijpboeten over 2014 en 2015 zijn opgelegd. De naheffingsaanslag over 2014 bedraagt € 396.775 en de vergrijpboete € 158.710.
De naheffingsaanslag over 2015 bedraagt € 619.869 en de vergrijpboete € 247.947.

Ten aanzien van het jaar 2015 overweegt Rechtbank Den Haag dat belanghebbende niet de vereiste aangiften loonheffingen heeft gedaan. Uit de verklaringen van de uitzendkrachten die door ISZW zijn afgenomen komt naar voren dat zij structureel overwerkuren maakten, dat zij deze overuren vervolgens in urenlijstjes vermeldden en dat zij door belanghebbende aan het einde van de week voor hun overuren contant werden uitbetaald. Deze verklaringen worden daarbij ondersteund door urenbriefjes en de rittenregistratie van een auto van het uitzendbureau. Tevens is gebleken dat de gemaakte overuren niet werden doorgegeven aan de uitzendbureaus en evenmin werden verloond. De rechtbank acht de schatting van de inspecteur ook redelijk, zodat de naheffingsaanslag over 2015 in stand blijft.

Ten aanzien van de vergrijpboete voor 2015 oordeelt de rechtbank dat de inspecteur aan zijn bewijslast heeft voldaan. Nu belanghebbende bewust de contante loonbetalingen buiten de loonadministratie heeft gehouden, heeft zij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er te weinig belasting zou worden afgedragen. Van een pleitbaar standpunt is geen sprake. Volgens de rechtbank heeft belanghebbende de betalingen bewust zonder medeweten van de uitzendbureaus contant uitbetaald aan de werknemers, zonder deze te verlonen dan wel te laten uitbetalen door de uitzendbureaus. De rechtbank verlaagt de vergrijpboete met 10% omdat de redelijketermijn is overschreden.

Met betrekking tot de naheffingsaanslag over 2014 oordeelt de rechtbank evenwel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de vereiste belastingaangifte niet heeft gedaan. De bewijslast kan daarom niet worden omgekeerd en verzwaard. Volgens de rechtbank is op basis van de verklaringen van de uitzendkrachten niet vast komen te staan dat ook in 2014 structureel sprake is geweest van het zwart uitbetalen van uitzendkrachten. Ook ontbreekt ander steunbewijs dat daarvan sprake is geweest. De rechtbank vernietigt daarom de naheffingsaanslag en vergrijpboete over 2014.

 

Rechtbank Den Haag 4 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16455

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:16455