Verdachte heeft naar het oordeel van de Rechtbank leiding gegeven aan het plegen van belastingfraude, valsheid in geschrift en het opzettelijk indienen van valse facturen ter ondersteuning van ingediende aangiften loonbelasting.

Op basis van het procesdossier is voor de Rechtbank ‘zonneklaar’ dat verdachte de touwtjes in beide vennootschappen stevig in handen had. Verdachte deelde de lakens uit en het was verdachte, en niemand anders, die de bedrijven, zelfs die waarvan zijn broer directeur en enig aandeelhouder was, aanstuurde. Verdachte bemoeide zich nadrukkelijk met de financiële huishouding van beide vennootschappen, waar niets gebeurde zonder dat verdachte er weet van had. Het beeld dat verdachte volgens de Rechtbank van zichzelf schetst, ook ter zitting, valt hiermee niet te rijmen. De Rechtbank heeft een verdachte gezien die zichzelf neerzet als slachtoffer van zijn eigen personeel, voortdurend stelt zich cruciale zaken niet meer te kunnen herinneren en die het allemaal ongelukkigerwijs is overkomen.

De Rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de verantwoordelijkheden die de belastingwetgeving aan bedrijven en hun bestuurders oplegt, niet serieus heeft genomen en de integriteit van het financiële en economische verkeer in de kern heeft geschonden. De Rechtbank heeft hierbij een benadelingsbedrag van € 334.000 vastgesteld. Verdachte heeft gedurende het hele onderzoek en ter zitting geen blijk ervan gegeven het kwalijke van zijn gedragingen in te zien.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Een medeverdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur.

Rechtbank Limburg 3 juli 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6266

Rechtbank Limburg 3 juli 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6267