Het BFT had een signaal ontvangen dat mogelijk sprake is van witwassen bij een cliënt van een administratiekantoor. De cliënt betrof een stichting die onder meer actief is als taalschool. Na analyse van dit signaal en de mededeling van de FIU dat het administratiekantoor geen ongebruikelijke transacties heeft gemeld, stelt het BFT een onderzoek in. Het BFT komt tot de conclusie dat het administratiekantoor een verscherpt cliëntenonderzoek naar deze stichting had moeten verrichten. In geschil is of sprake is van een Wwft-overtreding en of het BFT terecht een boete van 2% van de jaaromzet (€ 13.000) bij een administratiekantoor heeft opgelegd.

Volgens het BFT had het administratiekantoor een hoger witwasrisico moeten onderkennen, gezien de slechte financiële positie van de stichting door een omzetverlies (niet kunnen betalen van de pensioenpremies en niet kunnen afdragen van de loonheffing), een contante overboeking naar de directeur van de stichting, het verlies van het keurmerk ‘Blik op Werk’ door de stichting en de negatieve nieuwsberichten waarin de stichting in verband is gebracht met misstanden over de inzet van de middelen. Als concreet voorbeeld wordt in het rapport van het BFT genoemd het op 14 januari 2019 op de website van Follow the Money (FTM) verschenen artikel “Taalscholen spellen fraude tot op de letter”. Volgens het BFT bestond er aldus aanleiding voor het verrichten van een verscherpt cliëntenonderzoek. Het BFT verwijt het administratiekantoor een dergelijk onderzoek niet te hebben verricht.

De rechtbank oordeelt dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat het administratiekantoor op de hoogte was van de negatieve nieuwsberichten. Die nieuwsberichten kunnen dus geen rol spelen bij de beantwoording van de vraag of het administratiekantoor een hoger risico op witwassen had moeten onderkennen. De overige omstandigheden zijn onvoldoende om een hoger witwasrisico uit af te leiden.

Ten aanzien van de contante betaling aan de directeur merkt de rechtbank nog op dat het administratiekantoor hierover heeft verklaard dat deze overboeking zag op overuren van de directeur die via de salarisstrook zijn afgerekend. Dat er reden was om te veronderstellen dat het hiermee gemoeide geld direct of middellijk afkomstig was van enig misdrijf heeft het BFT niet gesteld en ook anderszins zijn daarvoor geen aanwijzingen in het dossier te vinden. Gelet op het voorgaande heeft het BFT niet buiten redelijke twijfel aangetoond dat sprake was van een Wwft-overtreding.

Rb. Rotterdam 21 december 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:11213

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2022:11213