Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd alsmede een vergrijpboete, omdat tegoeden op Duitse bankrekeningen niet zijn opgegeven in de aangifte.

De Rechtbank stelt vast dat belanghebbende voor het doen van aangifte inkomstenbelasting een administratiekantoor heeft ingeschakeld. Het administratiekantoor heeft de aangifte ingevuld en namens belanghebbende ingediend. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de verweten grove schuld (ook) bij belanghebbende zelf aanwezig moet zijn geweest. Grove schuld van het administratiekantoor kan niet toegerekend worden aan belanghebbende. Wel kan het verwijt gelegen zijn in het feit dat belanghebbende bij de keuze van en samenwerking met het kantoor ernstig nalatig of onachtzaam is geweest.

De Rechtbank komt tot het oordeel dat de inspecteur er niet in is geslaagd te bewijzen dat belanghebbende in de samenwerking met het administratiekantoor heeft gefaald, waardoor het aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aangifte tot een te laag bedrag is ingediend.

Volgens de Rechtbank is niet komen vast te staan waarom de tegoeden op de Duitse rekeningen niet in de aangifte terecht zijn gekomen. De Rechtbank acht de verklaring ter zitting van belanghebbende en haar echtgenoot – dat ze naar beste weten alle relevante gegevens hebben aangeleverd aan het administratiekantoor, waaronder de gegevens van de bankrekeningen in Duitsland – geloofwaardig.

Er is naar het oordeel van de Rechtbank samenvattend geen concreet bewijs geleverd voor de aanwezigheid van grove schuld aan de zijde van belanghebbende. Uit niets blijkt dat belanghebbende inderdaad zou hebben nagelaten de relevante gegevens aan het administratiekantoor te verstrekken. De uit de feiten afgeleide vermoedens zijn naar het oordeel van de Rechtbank door belanghebbende ter zitting ontzenuwd.

De Rechtbank overweegt nog dat de onderhavige zaak verschilt van de zogeheten KB-Lux zaken waarbij – kort gezegd – opzet gegeven is indien een aanzienlijke som geld op een bankrekening wordt aangehouden in een land met een bankgeheim. In het onderhavige geval gaat het volgens de Rechtbank om een buitenlandse rekening met daarop een aanzienlijk saldo, maar deze werden niet in een land met een bankgeheim gehouden. Enkel het gegeven dat het om veel geld gaat op een buitenlandse rekening is voor de Rechtbank onvoldoende om grove schuld aan te nemen.

De Rechtbank vernietigt de opgelegde vergrijpboete.

Rechtbank Noord-Nederland 19 oktober 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4023