Aan een belastingadvieskantoor zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting over 2014 tot en met 2017 alsmede vergrijpboetes van 100% opgelegd. Uit het boekenonderzoek blijkt dat € 6.659 (gecorrigeerd naar € 7.716) aan af te dragen omzetbelasting is aangegeven terwijl dat € 213.620 (gecorrigeerd naar € 262.489) had moeten zijn. In geschil is onder meer of de opgelegde boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Bij gebrek aan administratie van belanghebbende heeft de inspecteur volgens de rechtbank terecht aansluiting gezocht bij de wel bekende gegevens. Daarmee heeft de inspecteur het niet aangegeven bedrag dus gebaseerd op een redelijk vermoeden. Belanghebbende weet het redelijk vermoeden niet als zodanig te ontzenuwen. In het nadeel van belanghebbende overweegt de rechtbank dat belanghebbende niet de gegevens van twee bankrekeningen heeft opgevraagd en ook op die manier geen inzicht heeft geboden in de omzet. De bewijslast wordt derhalve verzwaard en omgekeerd.

Ter motivering van de boetes wijst de inspecteur naar diverse strafverzwarende omstandigheden; belanghebbende is een belastingadvieskantoor, de omvang van de verschillen in de (aangegeven) omzet en het feit dat meermaals onjuiste aangifte is gedaan (recidive).

De rechtbank overweegt dat belanghebbende in meerdere jaren grote bedragen aan omzetbelasting niet heeft aangegeven. Door deze handelwijze had belanghebbende – naar de rechtbank aannemelijk acht – wetenschap van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven en heeft zij die kans toen (telkens) bewust aanvaard (op de koop toegenomen). Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat belanghebbende fiscaal dienstverlener is en over ruime kennis beschikt over het correct indienen van aangiften omzetbelasting.

De rechtbank benadrukt dat de strafverzwarende omstandigheid recidive onvoldoende door de inspecteur is gemotiveerd; de inspecteur erkent op zitting dat nog geen vergrijpboetes over eerdere jaren onherroepelijk zijn geworden. Ten nadele van belanghebbende neemt de rechtbank wel in aanmerking dat de naheffingsaanslagen hoog zijn en daarmee ver afwijken van de ingediende aangifte.

Mede gelet op het feit dat de verschuldigde belasting vast is komen te staan door middel van de omkering van de bewijslast en een theoretische omzetberekening, acht de rechtbank vergrijpboetes van in beginsel 85% passend en geboden. Zij vermindert deze nog met 15%, omdat meer dan twee jaar is verstreken nadat de boetes aan belanghebbende zijn aangekondigd.

Rechtbank Gelderland, 22 september 2021 ECLI:NL:RBGEL:2021:5039.