De inspecteur heeft aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd wegens het niet tijdig indienen van een suppletie omzetbelasting. Dat er is gesuppleerd staat vast. In geschil is alleen of die suppletie tijdig is.
De inspecteur meent van niet, omdat belanghebbende al na het doen van de aangifte omzetbelasting over de maand mei 2019 wist dat deze aangifte onjuist was. Daarom wist belanghebbende  dat zodra de aangiftetermijn verlopen was (op 1 juli 2019), er gesuppleerd diende te worden. Hetgeen volgens de inspecteur een boete rechtvaardigt van ruim € 100.000.

Belanghebbende stelt dat pas bij het opmaken van de jaarstukken over 2019 duidelijk werd dat er gesuppleerd moest worden. Zij stelt dat er tijdig is gesuppleerd omdat er is gesuppleerd vóór het uiterste tijdstip die hiervoor geldt, namelijk voordat zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid bekend was of zou worden. De rechtbank oordeelt dat het uiterste tijdstip waarop moet worden voldaan aan de verplichting tot suppletie, het moment is voordat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de desbetreffende onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden (zie art. 10a AWR jo. art. 15 Uitv.besl. OB). De rechtbank volgt daarmee de uitleg van belanghebbende over het tijdstip dat zij moest suppleren.

De inspecteur stelt subsidiair dat belanghebbende nog steeds niet tijdig gesuppleerd heeft, omdat de suppletie pas is ingediend op 3 augustus 2020 en de inspecteur op dat moment al op de hoogte was van het feit dat gesuppleerd diende te worden (namelijk door de brief van belanghebbende aan de inspecteur van 9 juni 2020 waarin kort gezegd werd medegedeeld dat er een suppletie ingediend moest worden). De inspecteur was dus al bekend met de onjuistheid op het moment van het indienen van de suppletie op 3 augustus 2020.

De rechtbank volgt de subsidiaire stelling van de inspecteur evenmin. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende op 9 juni 2020 een suppletie ingediend in de vorm van een brief. Belanghebbende heeft daarmee de inspecteur geïnformeerd over de onjuistheid of onvolledigheid van de aangifte omzetbelasting over de maand mei 2019. Nadat de inspecteur belanghebbende had geïnformeerd dat de suppletie niet op de juiste wijze is ingediend – want deze diende digitaal ingediend te worden – heeft belanghebbende zo spoedig mogelijk (namelijk 4 dagen later) de suppletie op de juiste wijze ingediend. Hiermee heeft belanghebbende voldaan aan het bepaalde in het derde lid van artikel 15 van het UB OB, aldus de rechtbank. De rechtbank vernietigt de vergrijpboete.

Rb. Zeeland-West-Brabant 14 juli 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4986

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:4986