Rechtbank Zeeland-West-Brabant publiceert kort na elkaar twee beslissingen van de geheimhoudingskamer. In beide zaken heeft de inspecteur verzocht om bepaalde stukken niet of slechts beperkt openbaar te maken op grond van art. 8:29 Awb. In beide zaken gaat het met name om de klikbrieven. Vaststaat dat in beginsel alle op de zaak betrekking hebbende stukken volledig dienen te worden overgelegd op grond van art. 8:42 Awb. Geheimhouding is slechts toegestaan als gewichtige redenen dat rechtvaardigen en zwaarder wegen dan het belang van de wederpartij bij kennisneming. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen geheimhouding, waarbij stukken volledig worden achtergehouden voor zowel de wederpartij als de hoofdkamer, en beperkte kennisneming, waarbij stukken alleen aan de hoofdkamer worden voorgelegd en niet aan de wederpartij. In beide zaken oordeelt de rechtbank of de eerste variant, geheimhouding, gerechtvaardigd is.

In de eerste zaak oordeelt de rechtbank dat de enkele stelling van de inspecteur dat de tipgevers gevaar zouden lopen bij openbaarmaking onvoldoende concreet en verifieerbaar is. Er is geen onderzoek gedaan, althans daarvan is niet gebleken, naar de feitelijke risico’s waaraan de tipgever eventueel zou worden blootgesteld bij bekendmaking van zijn of haar identiteit. Voorts bevat deze brief geen aanwijzingen die hebben geleid tot het door de inspecteur ingestelde boekenonderzoek en de correcties, althans daarvan is niet gebleken. De inhoud van de brief schetst wel een bepaald beeld van belanghebbende, wat mee zou kunnen wegen bij de beoordeling van de aan hem opgelegde vergrijpboetes. Daarmee is er een zwaarder wegend belang van belanghebbende bij kennisneming van de ongeschoonde inhoud van deze klikbrief. De rechtbank wijst het verzoek om geheimhouding af.

In de tweede zaak oordeelt de geheimhoudingskamer van de rechtbank dat belanghebbende zowel uit de inhoud van de klikbrieven en de verklaringen van de klikkers, maar ook uit de interne meldingen en interne emailcorrespondentie van de inspecteur die de inspecteur geheim wil houden, zou kunnen opmaken wie de klikbrieven heeft geschreven dan wel verklaringen heeft afgelegd. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer weegt het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de klikkers aanzienlijk zwaarder dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van de geheimgehouden stukken. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen. Dat betekent dat de inspecteur de stukken die hij aan de geheimhoudingskamer heeft overgelegd onder de noemer ‘klikbrieven’ geheim mag houden. De rechtbank wijst het verzoek van de inspecteur toe.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:300

ECLI:NL:RBZWB:2025:300, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22/4348 tot en met 22/4356

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 februari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:872

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:872