Belanghebbende dreef een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, waarbij de financiële administratie en de aangiften werden verzorgd door een adviseur.

Sinds 2005 was belanghebbende in het bezit van een drietal panden. In 2012 zijn twee panden met verlies verkocht. Voor het andere pand heeft belanghebbende in de aangiften met betrekking tot de voorliggende jaren aftrek eigen woning geclaimd. De drie panden zijn vóór het jaar 2012 niet als ondernemingsvermogen in de aangiften verwerkt. In de aangifte over 2012 zijn het verkoopverlies, de kosten met betrekking tot de panden en een buitengewone last ten aanzien van een naar privé overgebrachte auto ten laste van de winst gebracht, waarbij geen bijtelling privégebruik auto is toegepast.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek is aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd met een vergrijpboete van 25%. In geschil is of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

De adviseur van belanghebbende heeft de aangifte over 2012 ingediend. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank geloofwaardig verklaard dat hij daarbij afging op zijn adviseur. Volgens de adviseur behoorden alle panden van belanghebbende als makelaar tot zijn ondernemingsvermogen. Voorts heeft belanghebbende van zijn boekhouder begrepen dat er geen bijtelling gold zolang hij onder de 500 kilometer bleef. Dat er strenge eisen aan de kilometerregistratie worden gesteld, was hem niet bekend. De adviseur heeft geen opmerkingen gemaakt over de stukken die belanghebbende bij hem had aangeleverd.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende dermate lichtvaardig heeft gehandeld, dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. De adviseur heeft ten onrechte panden aangemerkt als ondernemingsvermogen en daarbij geen bijtelling toegepast. Dit kan echter naar het oordeel van de Rechtbank niet aan belanghebbende worden verweten, aangezien hij mocht vertrouwen op zijn adviseur en hij zich niet behoefde te verdiepen in de inhoudelijke aspecten van de fiscale aangelegenheden.

De Rechtbank vernietigt de vergrijpboete.

Rechtbank Den Haag 20 juli 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:8307

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2017:8307