De activiteiten van belanghebbende bestaan onder andere uit het investeren in het trainen en exploiteren van paarden. Belanghebbende werkt in dat verband samen met een Duitse vennootschap in die zin dat de vennootschap op eigen naam en voor eigen risico paarden aan- en verkoopt en belanghebbende de aangekochte paarden laat opfokken/trainen, waarna de vennootschap en belanghebbende over en weer een deel van de prijs factureren. De Duitse Belastingdienst heeft belanghebbende geregistreerd als buitenlandse ondernemer en een Duits omzetbelastingnummer gegeven.

Uit een boekenonderzoek volgt dat aan belanghebbende omzetbelasting in rekening is gebracht door Nederlandse ondernemers voor ‘advisory activities’ en dat belanghebbende deze omzetbelasting ook als voorbelasting in haar aangiften omzetbelasting in aftrek heeft gebracht. De inspecteur heeft de in aftrek gebrachte voorbelasting nageheven. In geschil is (onder meer) of de verzuimboetes terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder of belanghebbende een pleitbaar standpunt heeft.

De inspecteur heeft verzuimboetes opgelegd, omdat de (nageheven) belasting niet (tijdig) is betaald.

Belanghebbende heeft naar het oordeel van de Rechtbank terecht aangevoerd dat sprake is van een pleitbaar standpunt, omdat zij voor de paardenactiviteiten door de Duitse Belastingdienst is geregistreerd als ondernemer en over die activiteiten in Duitsland omzetbelasting afdraagt. Zij kon daardoor menen dat haar handelwijze juist was. Het enkele feit dat belanghebbende niet is geslaagd in haar bewijslast om aannemelijk te maken dat belanghebbende economische prestaties heeft verricht (in Nederland), maakt niet – anders dan dat de inspecteur stelt – dat het aan de handelwijze van belanghebbende ten grondslag liggende standpunt niet pleitbaar is. De inspecteur heeft derhalve ten onrechte verzuimboetes opgelegd.

De Rechtbank matigt de verzuimboetes tot nihil.

Rechtbank Den Haag 11 januari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:350

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:350