Belanghebbende is houdster van een motorrijtuig waarvan de datum van eerste afgifte in Nederland 12 mei 1995 is. Belanghebbende was in het bezit van een vrijstellingsbeschikking voor de motorrijtuigenbelasting. De inspecteur heeft op enig moment belanghebbende een informatiebrief gestuurd omtrent de wijziging van de wet- en regelgeving per 1 januari 2014 met betrekking tot de vrijstelling voor oldtimers.

Belanghebbende heeft voor de tijdvakken vanaf 2014 verschillende rekeningen motorrijtuigenbelasting ontvangen, maar niet betaald. De inspecteur heeft daarom meerdere naheffingsaanslagen met verzuimboeten opgelegd. Onder meer is in geschil of de verzuimboeten terecht zijn opgelegd.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de verzuimboeten nu er bezwaar was gemaakt tegen de rekeningen motorrijtuigenbelasting en dit uitstel van betaling met zich mee zou brengen. Voorts verwijt belanghebbende de inspecteur dat geen rekening is gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende. De inspecteur concludeert tot handhaving van de opgelegde verzuimboeten.

De Rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat belanghebbende de motorrijtuigenbelasting niet binnen de wettelijke termijn heeft betaald. De Rechtbank acht niet aannemelijk dat in verband met de bezwaren uitstel van betaling is verleend. Evenmin heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat de financiële omstandigheden van belanghebbende dermate slecht zijn dat deze nopen tot matiging van de verzuimboeten.

De Rechtbank ziet echter wel aanleiding om de verzuimboeten te matigen, nu het totaal van de verzuimboeten – in samenhang bezien – niet evenredig is aan het totaal van de gedragingen en geen recht doet aan het doel van de verzuimboete. De Rechtbank vindt hierin aanleiding om alle opgelegde verzuimboeten te matigen tot € 50 per boetebeschikking.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 juli 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4590

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2016:4590