Een bedrijf dat werkzaam is met gevaarlijke stoffen wordt strafrechtelijk verweten dat zij heeft nagelaten adequate maatregelen te nemen ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met betrekking tot deze gevaarlijke stoffen. Rechtbank Overijssel oordeelt in deze zaak over de door verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken die er kort gezegd op neerkomen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard vanwege het tijdsverloop in de zaak.

Het afdoeningsvoorstel is tijdens een onderbreking van een eerdere zitting tot stand gekomen en bevat de volgende afspraken:

  1. Zowel de officier van justitie als de verdediging zal zich op het standpunt stellen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het tijdsverloop in de zaak.
  2. Als de rechtbank overeenkomstig de inhoud van de procesafspraken vonnis wijst, zullen de officier van justitie en de verdediging afzien van hoger beroep.
  3. Indien de rechtbank onmiddellijk mondeling vonnis wijst, hebben de officier van justitie en de verdediging er geen bezwaar tegen dat de schriftelijke uitwerking van het mondelinge vonnis niet binnen 48 uur aan hen wordt verstrekt.
  4. De verdediging zal afzien van het indienen van een schriftelijk verzoek tot schadevergoeding zoals bedoeld in de artikelen 530 en 533 Sv.

De rechtbank constateert allereerst dat hoewel een wettelijke regeling over procesafspraken ontbreekt, wel ruimte bestaat voor toepassing daarvan. Ter beoordeling van de procesafspraken overweegt de rechtbank dat de verdachte rechtsbijstand heeft gehad en op basis van voldoende en duidelijke informatie, vrijwillig en bewust heeft meegewerkt aan de procesafspraken. Er is derhalve sprake van een eerlijk proces en er zijn geen benadeelde partijen, aldus de rechtbank.

Ook doet de inhoud van het afdoeningsvoorstel voldoende recht aan de strafzaak en is deze legitiem. De rechtbank neemt daarbij het tijdsverloop van de strafzaak in acht. De verweten gedraging is al in de periode 2015-2016 geconstateerd en bovendien wordt deskundigenonderzoek in deze zaak nodig geacht. In dat kader is reeds in 2019 de opdracht gegeven aan de rechter-commissaris om een deskundige te benoemen maar dit is tot op heden nog niet gebeurd. Door opvolging te geven aan de procesafspraken wordt de rechtsketen volgens de rechtbank ontlast. Hierbij merkt de rechtbank op dat de zaak volgens haar geen maatschappelijke prioriteit heeft.

Tenslotte oordeelt de rechtbank dat enig te respecteren strafvorderlijk belang bij de voortzetting van de vervolging is komen te vervallen. Dit houdt verband met het (niet aan de verdachte te wijten) zeer lange tijdsverloop in de zaak, de noodzaak van deskundigenonderzoek en het ontbreken van maatschappelijke prioriteit. De rechtbank volgt de partijen in de gemaakte procesafspraken en verklaart de officier van justitie  niet-ontvankelijk.

Rb. Overijssel 23 maart 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1243

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:1243