Rechtbank Amsterdam buigt zich in deze strafzaak tegen een 72-jarige man over de vraag of er sprake is van het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften over de jaren 2008 tot en met 2017. De man zou zijn vermogen op een buitenlandse bankrekening in Libanon hebben verzwegen, waardoor ruim € 100.000 aan belasting onbetaald bleef. De zaak kwam aan het licht nadat de Belastingdienst via gegevensuitwisseling met Libanon, informatie ontving waaruit bleek dat verdachte in 2003 een rekening had geopend bij de Bank of Beirut. Volgens de verdediging zijn de vereisten aangiften gedaan in fiscale zin staat dat aan een veroordeling voor het opzettelijk doen van ‘onjuiste aangiften’ in strafrechtelijke zin in de weg. Daarnaast voerde de verdediging aan dat de verstrekte gegevens uit Libanon niet als bewijs zouden mogen worden gebruikt, nu deze onrechtmatig zouden zijn verkregen.
De rechtbank verwerpt beide verweren en overweegt dat een aangifte die fiscaalrechtelijk als een vereiste aangifte wordt gezien, niet uitsluit dat deze strafrechtelijk onjuist kan zijn. Dat in een fiscaalrechtelijke procedure is geoordeeld dat sprake is van een ‘vereiste aangifte’, brengt derhalve niet mee dat de onjuistheden in de aangifte niet meer kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. De rechtbank wijst erop dat het AAFD-protocol regelt wanneer een zaak wordt aangemeld voor strafrechtelijke afdoening en wanneer de zaak door middel van een bestuurlijke boete afgedaan kan worden en dat daarin het relatieve belastingnadeel geen enkele rol speelt. Daarnaast blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad evenmin dat als fiscaalrechtelijk sprake is van een vereiste aangifte, er geen sprake kan zijn van strafrechtelijke aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelt dan ook dat het feit dat in de fiscale zaak is geoordeeld dat verdachte de vereiste aangifte heeft gedaan, niet dwingend meebrengt dat er in strafrechtelijke zin geen sprake is van een onjuiste aangifte. Ook oordeelde de rechtbank dat de gegevens uit Libanon rechtmatig waren verkregen, omdat de verdachte bij het openen van de rekening zelf toestemming had gegeven voor het delen van zijn financiële gegevens met de Libanese autoriteiten of autoriteiten van andere landen.
De rechtbank acht voorts bewezen dat de verdachte tussen 2008 en 2017 telkens onjuiste aangiften heeft gedaan en veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uur. Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met de leeftijd van de verdachte, zijn medewerking tijdens het onderzoek en dat de feiten betrekking hadden op een oude periode.
Rechtbank Amsterdam 12 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7784
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:7784