Rechtbank Amsterdam heeft uitspraak gedaan in zaken die onderdeel uitmaken van het onderzoek ‘Klinker’. Kort gezegd is de verdenking gerezen dat verdachte en medeverdachte de Nederlandse omzet van een concern via buitenlandse rechtspersonen buiten de heffing hebben gehouden. Hiertoe zouden verdachte en medeverdachte op grote schaal valse facturen hebben opgesteld en zich daarmee tevens hebben schuldig gemaakt aan witwassen. Uit de uitspraak blijkt dat de facturen die betrekkingen hadden op diensten verricht aan Nederlandse bedrijven, niet aan die respectievelijke bedrijven werden geadresseerd. In plaats daarvan werd gefactureerd aan bedrijven ten aanzien waarvan geen diensten zijn verricht. De klanten van het concern betaalden vervolgens op buitenlandse bankrekeningen van buitenlandse rechtspersonen van het concern.

Verdachte verklaart dat medeverdachte hem had aangesteld om zorg te dragen voor de boekhouding van de bedrijven. Op instructie van medeverdachte maakte verdachte de facturen op. Verdachte werkte vanuit Nederland en maakte de facturen op de server van iMuis, gehouden in Monaco.  De verdediging betoogt primair dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het vervalsen van de 51 van de 53 facturen die worden genoemd op de tenlastelegging, omdat uit getuigenverklaringen volgt dat meerdere personen zich bezig hielden met zowel het opmaken van facturen als het controleren ervan. Daarbij wijst de verdediging tevens op het feit dat verdachte van medeverdachte alle informatie ontving die op de facturen moest worden vermeld.

Rechtbank Amsterdam gaat hierin niet mee en oordeelt dat verdachte en medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt bij het opzettelijk valselijk opmaken van de facturen en dat ten aanzien daarvan sprake is van medeplegen. Volgens de rechtbank komt de inhoud van de facturen niet overeen met de werkelijkheid. De facturen zijn namelijk afkomstig van een bedrijf dat geen diensten heeft verleend en de facturen zijn geadresseerd aan buitenlandse bedrijven waaraan geen prestaties zijn geleverd. De facturen zijn derhalve vals. Wat betreft de bewijsbestemming van de facturen benadrukt de rechtbank onder meer dat de facturen zijn opgenomen in de administratie van de respectievelijke bedrijven. Daarmee heeft verdachte de mogelijke bewijsbestemming van deze geschriften, zowel intern als extern, onderkend. De facturen zijn tevens gebruikt door deze te verstrekken aan de accountant ten behoeve van het opstellen van financiële stukken.

Wat betreft de straftoemeting overweegt de rechtbank dat verdachte heeft bijgedragen aan grootschalige belastingfraude ten aanzien waarvan in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht zou doen aan de ernst en omvang van het strafbare feit. In het voordeel van verdachte merkt de rechtbank op dat niet verdachte maar medeverdachte de initiator was van de fraude en dat verdachte vooral een uitvoerende en meer praktische rol had. Ook heeft medeverdachte op grote schaal geprofiteerd van de strafbare feiten en is niet gebleken dat verdachte in financieel opzicht heeft geprofiteerd van het bewezenverklaarde. Indachtig de overschrijding van de redelijke termijn met vier en een half jaar legt de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf 200 uur op.

De rechtbank acht in de zaak van de medeverdachte onder andere aan belastingfraude, valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen bewezen en veroordeelt hem tot een 3 jaar gevangenisstraf.

Rechtbank Amsterdam 26 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3495 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2023:3495

Rechtbank Amsterdam 26 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3495  https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBAMS:2023:3494