Om aanspraak te kunnen maken op een subsidie via de regeling “Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing” moet onder meer een warmtepomp zijn betaald en geïnstalleerd voordat een subsidieaanvraag wordt ingediend. Uit onderzoek van de RVO en de FIOD blijkt dat er in 33 onderzochte gevallen geen warmtepomp is geïnstalleerd en er aldus ten onrechte een subsidie is verleend. Het vermoeden bestaat dat (het kantoor van) verdachte feitelijk namens de aanvragers de subsidies heeft aangevraagd en daarbij opzettelijk valse of vervalste facturen en bankafschriften bij de RVO heeft ingediend. Het benadelingsbedrag is door de FIOD vastgesteld op ten minste € 97.800. Verdachte ontkent echter dat hij de subsidieaanvragen ten behoeve van de aanvragers heeft ingediend. Hij verdenkt twee van zijn werknemers en overweegt aangifte tegen hen te doen.

Rechtbank Overijssel ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er voldoende ondersteunend bewijs is voor de verklaringen van een drietal getuigen, inhoudende dat het verdachte is geweest die de subsidieaanvragen heeft ingediend ten behoeve waarvan valse of vervalste facturen en bankafschriften zijn gebruikt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en stelt vast dat verschillende getuigen afzonderlijk van elkaar verklaringen hebben afgelegd die op essentiële en significante punten overeenkomsten vertonen en die wijzen op eenzelfde ‘modus operandi’.

Uit de verklaringen komt naar voren dat deze personen hun persoonsgegevens, DigiD en een bankafschrift of bankrekeningnummer aan verdachte hebben gegeven.
Verdachte diende vervolgens namens hen een aanvraag in voor de subsidie voor de aanschaf en installatie van een warmtepomp en maakte daarbij gebruik van een factuur als bewijs van aanschaf en een bankafschrift als betalingsbewijs. Zij gaven verder allen aan dat zij de bij de subsidieaanvraag bijgevoegde factuur en bankafschrift niet kennen, dat deze onjuist is en dat er in werkelijkheid nooit een warmtepomp was geleverd.
De subsidie werd vervolgens door de RVO aan de aanvrager uitgekeerd en geheel of gedeeltelijk in contanten aan verdachte betaald.

De rechtbank oordeelt dat verdachte de subsidieaanvragen heeft ingediend en daarbij gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste facturen en bankafschriften. Gelet op de samenhang tussen de afzonderlijke zaken, in combinatie met de verklaring van verdachte dat hij de facturen heeft opgemaakt, stelt de rechtbank vast dat de modus operandi steeds hetzelfde is geweest en dat het aldus verdachte is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De verklaringen van de getuigen worden in dat verband als schakelbewijs aangemerkt.

Volgens de rechtbank rechtvaardigt het bewezenverklaarde in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Er is echter sprake van een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren passend en geboden.

Rb. Overijssel 31 juli 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3016

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:3016