De bestuurder van belanghebbende heeft betalingen ontvangen en betaald via zijn privérekening. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de omzetcorrecties en het niet aangegeven loon kunnen worden toegerekend aan belanghebbende. De som van de opgelegde vergrijpboeten is volgens de rechtbank echter disproportioneel.

Belanghebbende is een in Nederland gevestigde vennootschap waarvan alle aandelen worden gehouden door een in Thailand gevestigde en naar Thais opgerichte Ltd. De Ltd en een natuurlijk persoon zijn de bestuurders van belanghebbende.

Uit onderzoek van de inspecteur is gebleken dat op de privérekening van de bestuurder in totaal een bedrag van € 254.051 is ontvangen. De inspecteur merkt dit bedrag aan als omzet van belanghebbende. Belanghebbende betoogt dat deze bedragen niet aan haar, maar aan de Ltd moeten worden toegerekend. Daarnaast legt de inspecteur een naheffingsaanslag loonheffingen op, omdat van de privérekening in totaal een bedrag van € 136.361 aan onkostenvergoedingen is betaald aan werknemers van belanghebbende, terwijl deze vergoedingen niet zijn verantwoord in de loonadministratie.

De rechtbank overweegt dat de conclusies uit het controlerapport voldoende zijn onderbouwd. Volgens de rechtbank is er geen plausibele verklaring gegeven waarom ervoor gekozen is de privérekening van de bestuurder te gebruiken als betaalrekening van de Ltd, terwijl de bestuurder geen (formele) betrokkenheid had bij deze Ltd. De rechtbank acht aannemelijk dat de bestuurder namens belanghebbende heeft gehandeld en niet namens de Ltd. Daarnaast heeft de inspecteur belanghebbende terecht als werkgever en als inhoudingsplichtige aangemerkt en de bedragen als loon in aanmerking genomen. De omzet- en loonheffing correcties blijven in stand.

Ten aanzien van de vergrijpboeten oordeelt de rechtbank dat deze terecht aan belanghebbende zijn opgelegd, maar dat de hoogte van de som van de boeten (€ 114.053) niet passend en geboden is. De rechtbank weegt mee dat dit een aanzienlijk bedrag is. De rechtbank overweegt dat het doel van de opgelegde boeten mede is gelegen in inscherping van een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen. Volgens de rechtbank draagt het totale boetebedrag, gelet op de impact van de nageheven en nagevorderde belastingbedragen en het feit dat de navordering en naheffing op hetzelfde feitencomplex is terug te voeren, niet bij aan de fiscale inscherping en is dit om die reden ook niet noodzakelijk. Mede rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn vermindert de rechtbank de boeten tot een totaalbedrag van € 50.026.

Rb. Zeeland-West-Brabant 25 januari 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:296.