Belanghebbende is rechtsopvolger van A BV die uitkeringen heeft gedaan aan LuxCo. Vóór de eerste dividenduitkering waren de aandelen in BV nog in bezit van C LP, gevestigd op de Kaaimaneilanden. In het zicht van de eerste dividenduitkering zijn de aandelen A bv overgedragen aan LuxCo. Tussen partijen is niet in geschil dat LuxCo opbrengstgerechtigde is van de dividenduitkeringen en dat de aan Luxco gedane betalingen aan de voorwaarden van de inhoudingsvrijstelling voldoen. De Inspecteur stelt zich onder meer op het standpunt dat sprake is van misbruik van het Unierecht en heeft diverse naheffingsaanslagen alsmede verzuimboetes opgelegd.

De rechtbank benadrukt eerst dat het feit dat Nederland de inhoudingsvrijstelling ruimer verleent dan de Moeder-Dochterrichtlijn niet maakt dat geen sprake is van een Unierechtelijk voordeel. De rechtbank haalt de belangrijkste elementen uit het arrest T-Danmark aan om te bepalen of sprake is van misbruik van Unierecht.

Kort gezegd is de vraag of C LP, LuxCo enkel in de structuur heeft ‘tussengeschoven’ om Nederlandse dividendbelasting te voorkomen zodat LuxCo niet kan worden aangemerkt als de uiteindelijk gerechtigde tot de van A BV ontvangen bedragen, zoals door de Inspecteur gesteld.

De rechtbank meent dat de Inspecteur in zijn bewijslast slaagt. Zonder LuxCo zou in de structuur in Nederland een bronheffing van 15% zijn verschuldigd. Dankzij het opnemen van LuxCo in de structuur – uitgaande van de algemene voorwaarden – konden de dividenden C LP toekomen zonder dat in Nederland en Luxemburg bronbelasting werd ingehouden. Hierbij zijn volgens de rechtbank onder meer de ‘timing’ (van het ‘tussenschuiven’ van Luxco) als ook het feit dat het een doorstroomvennootschap betreft (geen andere activiteiten dan het houden van aandelen) van belang. De naheffingsaanslagen blijven in stand.

Ten aanzien van de verzuimboetes overweegt de rechtbank dat de toepassing van de inhoudingsvrijstelling pleitbaar is geweest. De toepassing van de inhoudingsvrijstelling is volgens de hoofdregel juist, er is geen sprake van een ‘klassieke’ vorm van dividendstripping (tevens de stellingname van de Inspecteur) en het begrip ‘uiteindelijk gerechtigde’ is niet een uitgekristalliseerd begrip. Daarnaast was het arrest T-Danmark op het moment van het toepassen van de inhoudingsvrijstelling nog niet gewezen en gelet op de conclusie van A-G Kokott voorafgaand aan het arrest T-Danmark was de betekenis van het Unierechtelijke anti-misbruikbeginsel niet zonneklaar voor een geval als dit. De rechtbank vernietigt de verzuimboetes.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 mei 2022 ECLI:NL:RBZWB:2022:2432.