Belanghebbende heeft een bedrijf in de kinderopvang. Zij heeft met medewerking van een onderwijsinstelling X in 2011 de bedrijfsschool opgericht. Op 1 oktober 2011 is de bedrijfsschool gestart waar 138 medewerkers van belanghebbende een tweejarige MHBO-programma hebben gevolgd. Belanghebbende heeft voor deze 138 medewerkers afdrachtvermindering onderwijs geclaimd. Over de jaren 2012 en 2013 bedroegen deze verminderingen € 106.343 respectievelijk € 91.845.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd naar een bedrag van € 129.123, alsmede een vergrijpboete van € 16.139. In geschil is onder andere de juistheid en de hoogte van de opgelegde boete.

De boete is opgelegd vanwege grove schuld en is reeds gematigd tot 12,5 percent vanwege verzachtende omstandigheden. De boete heeft na het oordeel van de rechtbank omtrent de naheffing nog betrekking op 37 werknemers.

De reden voor de resterende naheffing ter zake van 24 werknemers is dat niet of laattijdig aan de formele voorwaarden is voldaan. Het te beoordelen standpunt is dat voor de afdrachtvermindering niet de door de inspecteur voorgestane formele voorwaarden golden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een pleitbaar standpunt omdat er jurisprudentie is die dit ondersteunt. Dit leidt tot de conclusie dat dit standpunt naar objectieve maatstaven verdedigbaar was. De boete voor deze 24 werknemers dient dus te vervallen omdat geen sprake is van grove schuld.

Voor wat betreft de boete ter zake van de 13 resterende werknemers is de rechtbank van oordeel dat het claimen van een afdrachtvermindering onderwijs zonder dat daaraan een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. WEB ten grondslag is gelegen, een dusdanig laakbaar handelen dat het aan grove schuld is te wijten dat te weinig loonheffing is voldaan. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt.

De boete dient dus te worden berekend als 12,5 percent van de nageheven loonheffing ter zake van de resterende 13 werknemers (€ 4.848). De boete wordt vervolgens, in verband met overschrijding van de redelijke termijn, nog met 5 percent verminderd tot € 4.605.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2020:734