De penningmeester van een Rotterdamse stichting die zich inzette voor cultuur heeft in totaal € 63.000 verduisterd en heeft dit proberen te verhullen door valse facturen in de administratie te verwerken. Hof Amsterdam heeft haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk en ontzet uit het recht om bepaalde beroepen uit te oefenen. Tegen de ontzetting van dit recht heeft de verdediging beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 28, eerste lid Sr een verdachte kan worden ontzet uit onder meer het recht bepaalde beroepen uit te oefenen. Die mogelijkheid bestaat in de bij de wet bepaalde gevallen en als het strafbare feit is begaan in de uitoefening van dat beroep. Deze ontzetting moet betrekking hebben op het recht op uitoefening van een beroep dat in voldoende verband staat met het beroep waarin het strafbare feit is begaan. De ontzetting van het recht bepaalde beroepen uit te oefenen kan zich ook uitstrekken tot de beroepsuitoefening als overeenkomstig het rechtspersonenrecht benoemd bestuurder van een rechtspersoon.

Ook een rechtspersoon kan overeenkomstig het rechtspersonenrecht een benoemde bestuurder van een rechtspersoon zijn (hierna: rechtspersoon-bestuurder). Dat brengt met zich dat een natuurlijk persoon die bestuurder is van een rechtspersoon-bestuurder, kan worden aangemerkt als ‘middellijk bestuurder’ van de rechtspersoon waarvan de rechtspersoon-bestuurder (onmiddellijk) bestuurder is, en van eventuele rechtspersonen waarvan die rechtspersoon weer bestuurder is.

Het hof heeft geoordeeld dat de bestuurder moet worden ontzet uit het recht het beroep van bestuurder – middellijk of onmiddellijk – van een stichting uit te oefenen. In dat oordeel ligt volgens de Hoge Raad besloten dat het hof de bestuurder ontzet uit het recht het beroep uit te oefenen van bestuurder van een stichting dan wel van een rechtspersoon die bestuurder is van een stichting. Dat kan worden aangemerkt als de uitoefening van een voldoende bepaald beroep.

Het cassatiemiddel faalt en de Hoge Raad verwerpt het beroep.

Hoge Raad 18 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:765

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2024:765