Belanghebbende is actief op het terrein van het werven, detacheren en begeleiden van arbeidskrachten, die in Bulgarije worden geworven en kwamen te werken bij opdrachtgevers in Nederland en België.

Omdat het vanaf 2009 lastiger werd om een tewerkstellingsvergunning voor de Bulgaarse arbeidskrachten te verkrijgen, zou gebruik zijn gemaakt van een schijnconstructie met Bulgaarse vennootschappen. De inspecteur is een heffingsonderzoek gestart naar belanghebbende. Uit het onderzoeksrapport dat is opgemaakt blijkt dat belanghebbende als inhoudingsplichtige dient te worden aangemerkt. Naar aanleiding daarvan is een naheffingsaanslag loonheffingen van € 135.061 en een vergrijpboete van € 67.531 opgelegd.

Uit de feiten en omstandigheden die de inspecteur heeft aangevoerd en uit wat de inspecteur op basis daarvan heeft gesteld, volgt naar het oordeel van de Rechtbank niet dat belanghebbende opzet had op het ontgaan van belastingheffing. De Rechtbank leidt uit onder meer de verklaringen van opdrachtgevers van belanghebbende af, dat belanghebbende voor de constructie met Bulgaarse vennootschappen heeft gekozen om problemen met het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen voor de arbeidskrachten te omzeilen.

Naar het oordeel van de Rechtbank kan belanghebbende wel worden verweten dat dermate lichtvaardig is gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat geen loonbelasting is betaald. Belanghebbende heeft nagelaten om de fiscale aanvaardbaarheid van de gekozen constructie te (laten) onderzoeken, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. De enkele omstandigheid dat een geraadpleegde advocaat belanghebbende heeft geadviseerd over de civielrechtelijke en vreemdelingenrechtelijke aspecten van de voorgenomen werkwijze, doet daar niet aan af. Van een pleitbaar standpunt is geen sprake.

De Rechtbank acht een boete van 25% van de nageheven belasting passend en geboden, hetgeen uitkomt op een bedrag van € 33.765. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn wordt de boete (verder) gematigd tot € 30.388.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 3 augustus 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4881

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2017:4881