In het onderzoek ‘Terrel’  vervolgt het OM verdachte voor het feitelijk leiding geven aan witwassen, ondanks een eerdere vrijspraak in een vergelijkbaar onderzoek (‘Kobalk’). Het gaat om vijf panden in Amsterdam, die deels gefinancierd zouden zijn met ‘Heinekenlosgeld’. De vraag is onder meer of verdachte (nogmaals) kan worden vervolgd voor witwassen. Daarnaast is de vraag of verdachte wist dat de panden met crimineel geld zijn gekocht en of hij de herkomst of eigendom van de panden heeft verborgen.

De rechtbank gebruikt voor de beoordeling of sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel het standaardarrest van de Hoge Raad uit 2011. In dit arrest wordt invulling gegeven aan hoe de rechter moet onderzoeken of sprake is van ‘hetzelfde feit’. Uit deze vergelijking blijkt dat in beide onderzoeken is vervolgd voor dezelfde feiten: (gewoonte)witwassen, en dat het in beide zaken om hetzelfde onroerend goed gaat. Toch oordeelt de rechtbank dat het gaat om verschillende feiten, omdat het gaat om een andere periode, andere witwasgedragingen, een andere deelnemingsvorm en een andere omschrijving van de criminele herkomst. Volgens de rechtbank zijn de verschillen tussen de verweten gedragingen op zichzelf wellicht onvoldoende om een aanzienlijk verschil aan te merken, maar zijn de gedragingen in onderlinge samenhang wél als een aanzienlijk verschil aan te merken. Dit resulteert in het oordeel van de rechtbank dat géén sprake is van hetzelfde feit en dus geen sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel.

Hierdoor komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke behandeling. Volgens de rechtbank zijn de Wallenpanden deels gefinancierd met crimineel geld en moest verdachte vanaf 3 juli 2020 redelijkerwijs vermoeden dat de Wallenpanden in 1992 en 1993 deels met crimineel geld zijn gekocht. Verdachte is in 2002 eigenaar geworden van de Wallenpanden en heeft na mediaberichten over de Heineken-ontvoering onderzoek gedaan naar de financiering van de Wallenpanden. Uit dit onderzoek kon destijds geen criminele herkomst worden achterhaald en dit kan verdachte volgens de rechtbank niet worden verweten. Dit verandert echter op het moment dat verdachte in 2020 een gesprek voert met de officier van justitie in het kader van het onderzoek ‘Vandros’. Hierin kwam aan de orde dat de Wallenpanden met ‘Heinekenlosgeld’ zijn gefinancierd. Vanaf dit moment had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de Wallenpanden uit misdrijf afkomstig zijn.

Toch volgt een vrijspraak. De rechtbank concludeert dat het feit dat de financiering van de Wallenpanden mogelijk deels met crimineel geld heeft plaatsgevonden, niet betekent dat de werkelijke aard of herkomst van de panden is verborgen of verhuld. Ook is er geen sprake van het verbergen of verhullen van de rechthebbende op de panden. Er is namelijk geen bewijs dat iemand anders dan de verdachte of de in het onderzoek genoemde eerdere eigenaren de daadwerkelijke rechthebbenden waren. Belangrijk daarbij is dat de verdachte de panden in 2002 op rechtmatige wijze heeft verkregen. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte vrij.

Rechtbank Amsterdam 11 november 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6853

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:6853