De zaak gaat over het besluit van de AFM tot openbaarmaking van een boete opgelegd aan een voormalig bestuurder van een bedrijf dat verschillende beleggingsinstellingen beheerde. Op grond van de Wft is de AFM verplicht om een dergelijk besluit openbaar te maken, zodra het besluit onherroepelijk is geworden. Het gaat daarbij om een openbaarmaking waarbij ook de identiteit van een natuurlijke of rechtspersoon aan wie de sanctie is opgelegd, openbaar wordt gemaakt. In hoger beroep beoordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven of de AFM bevoegd was om het boetebesluit openbaar te maken en zo ja, of de AFM in dit geval had moeten besluiten tot geanonimiseerde openbaarmaking. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of de AFM aan de hand van het juiste criterium heeft beoordeeld of de openbaarmaking in onevenredige mate schade zou toebrengen aan de voormalig bestuurder.
Het college oordeelt dat de AFM bevoegd is om het boetebesluit openbaar te maken, omdat het besluit onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat er geen rechtsmiddelen meer openstaan tegen het besluit, waardoor de AFM in beginsel verplicht is tot publicatie. Vervolgens gaat het college in op de vraag of de openbaarmaking geanonimiseerd had moeten plaatsvinden. Volgens het college moet geanonimiseerde publicatie plaatsvinden wanneer de volledige openbaarmaking in onevenredige mate schade zou berokkenen aan de betrokken partijen. Dit criterium veronderstelt dat de schade die door de openbaarmaking wordt veroorzaakt, disproportioneel is in verhouding tot de doelen die met de openbaarmaking worden nagestreefd. Bij de beoordeling of geanonimiseerde openbaarmaking noodzakelijk is, moet de toezichthouder de belangen afwegen die met de vier doelen van openbaarmaking worden gediend: (i) het publiek informeren over het optreden van toezichthouders, (ii) andere instellingen laten zien welke gedragingen tot handhaving leiden, (iii) personen die schade hebben geleden in staat stellen hun rechten te claimen, (iv) en een ontmoedigend effect creƫren voor andere personen en ondernemingen. De toezichthouder moet een evenwichtigheidsbeoordeling maken tussen de mate van schade voor de betrokkene en het belang van volledige openbaarmaking.
Het college oordeelt dat de AFM terecht heeft besloten tot volledige openbaarmaking van het boetebesluit. De AFM heeft de vier doelen van openbaarmaking zorgvuldig afgewogen tegen de mogelijke schade voor belanghebbende en geconcludeerd dat volledige openbaarmaking gerechtvaardigd is. De schade die belanghebbende stelt te ondervinden, is niet voldoende onderbouwd en weegt niet op tegen de maatschappelijke belangen van volledige openbaarmaking. Het college benadrukt dat de wetgever als hoofdregel heeft gekozen voor verplichte en volledige openbaarmaking van boetebesluiten, omdat geanonimiseerde openbaarmaking in beginsel niet voldoende wordt geacht om de werkzaamheid van de openbaarmaking te verzekeren. Het college verklaart het hoger beroep ongegrond.
College van Beroep voor het bedrijfsleven 25 februari 2025, ECLI:NL:CBB:2025:102
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2025:102