Aan verdachte is in hoger beroep ten laste gelegd dat hij opzettelijk valse aangiften omzetbelasting heeft ingediend, om zo ten onrechte omzetbelasting terug te vragen.

De raadsman had bij het Hof betoogd dat de wijze van aangifte niet de strekking had dat minder belasting werd geheven. Volgens de raadsman was er dan ook geen sprake van belastingfraude, maar van oplichting. Er is immers geld ’teruggevraagd’ en verkregen wat niet aan de verdachte toekwam.

Het Hof heeft dit verweer verworpen. Het Hof is van oordeel dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat voor de vaststelling of een gedraging voldoet aan het strekkingsvereiste, bepalend is of de gedraging – gezien de effecten die dergelijke gedragingen in het algemeen plegen te hebben – als gevolg heeft dat te weinig belasting wordt geheven. Het Hof achtte de tenlastegelegde gedragingen, gelet op de effecten die daarvan in het algemeen uitgaan, geschikt om te bereiken dat onvoldoende belasting wordt geheven. Het Hof oordeelde dan ook dat is voldaan aan het strekkingsvereiste. Daarbij merkte het Hof nog op dat het op de weg van het OM ligt om te beslissen op welke wijze en in welke vorm zij de gedraging ten laste legt.

In cassatie wordt geklaagd over het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaarde handelingen ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven. Volgens klager heeft de opvatting dat een aangifte die is gedaan naar aanleiding van ‘fictieve’ handel ten einde ten onrechte teruggaven omzetbelasting te claimen, niet te gelden als een bij de belastingwet voorziene aangifte. Een dergelijke aangifte kan er volgens klager dan ook niet toe strekken dat te weinig belasting wordt geheven.

De Hoge Raad is van oordeel dat die opvatting onjuist is, omdat – blijkens de wetsgeschiedenis – de strekking dat te weinig belasting wordt geheven niet is beperkt tot de heffing ten laste van degene die zelf de verboden gedraging heeft verricht, maar dat beslissend is of die gedraging – het ten onrechte claimen van belastingteruggaven – naar haar aard in het algemeen geschikt is om teweeg te brengen dat (in rekenkundige zin) onvoldoende belasting wordt geheven. Ook de overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Hoge Raad, 1 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3431