Belanghebbende is een fiscale eenheid waarvan de ondernemingsactiviteiten onder andere bestaan uit het aannemen van bouwwerken. Een van de BV’s uit de fiscale eenheid is inmiddels failliet verklaard. Deze BV heeft in drie kalenderjaren werkzaamheden verricht voor een derde. Tijdens een boekenonderzoek bij deze derde is geconstateerd dat bedragen contant zijn betaald aan de aandeelhouder van de failliete BV, die niet in de administratie van de BV zijn verantwoord. De inspecteur legt op die grond een naheffingsaanslag op aan de fiscale eenheid.

Belanghebbende roept het verdedigingsbeginsel in nu zij niet voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag in de gelegenheid is gesteld haar standpunten hierover kenbaar te maken. Zowel de Rechtbank als het Gerechtshof gaan mee in het standpunt van de inspecteur, namelijk dat in verband met de verjaringstermijn alsmede het faillissement van de BV hiervoor geen gelegenheid was. Belanghebbende zou in de bezwaarfase hiertoe wel uitgebreid de tijd hebben gehad. Belanghebbende zou hierdoor niet zijn benadeeld. Het Gerechtshof heeft daarbij geoordeeld dat het beroep op het verdedigingsbeginsel eveneens faalt nu de BV zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige belastingfraude.

Onder verwijzing naar arresten van het Hof van Justitie (o.a. Kamino International Logistics BV en Datema Hellman Logistics B.V.) casseert de Hoge Raad. Zij oordeelt dat deze omstandigheden – zonder nader motivering – niet zonder meer het opleggen van de naheffingsaanslag rechtvaardigen zonder dat belanghebbende vooraf op de hoogte is gesteld van het voornemen daartoe en haar in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.

Het verzoek van belanghebbende om een ‘schouw’ te laten plaatsvinden is eveneens afgewezen door het Gerechtshof. Deze afwijzing is volgens de Hoge Raad ook onvoldoende gemotiveerd. De zaak wordt verwezen.

Hoge Raad, 13 november 2015

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:3295