In 2017 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aangiften loonheffingen over de tijdvakken 2012 tot en met 2016. De inspecteur heeft tijdens het boekenonderzoek geconstateerd dat er in de jaren 2013 tot en met 2016 te weinig uren zijn verloond, dat belanghebbende in 2015 en 2016 reiskostenvergoedingen heeft uitbetaald zonder dat in de administratie daarvoor een onderbouwing is te vinden, dat belanghebbende door het hanteren van een te laag percentage voor de sectorfondspremie te weinig premie werknemersverzekeringen heeft afgedragen en dat niet is aangetoond dat met de door haar aan haar werknemers ter beschikking gestelde auto’s niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd.

De Rechtbank oordeelt dat ook indien de loonadministratie wordt uitbesteed, belanghebbende als werkgever en inhoudingsplichtige verantwoordelijk blijft voor een juiste en volledige loonaangifte en voor een juiste inhouding en afdracht van loonheffingen. De bevoegdheid tot naheffing vervalt dan ook niet in het geval de werkgever ter zake geen verwijt te maken valt. Van het niet naleven van de bepalingen van de belastingwet door een ander dan belanghebbende is dus geen sprake.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat het aan grove schuld van belanghebbende te wijten is dat zij te weinig belasting heeft afgedragen. Belanghebbende heeft ten aanzien van twee ter beschikking gestelde auto’s geen rittenregistraties bijgehouden en voor 1 auto heeft zij een onvolledige rittenregistratie bijgehouden, terwijl op belanghebbende de bewijslast rust dat terecht geen bijtelling wegens privégebruik bij haar werknemers heeft plaatsgevonden. Belanghebbende was naar het oordeel van de Rechtbank wel op de hoogte van de regels omtrent het privégebruik auto, gelet op de aanwezigheid van rittenregistraties en aangezien zij voor een bepaalde auto wel een (te lage) bijtelling heeft gehanteerd en belanghebbende zich dus kennelijk bewust is geweest van de grens van 500 kilometer per jaar. Nu belanghebbende voorts ter zake van de andere aan haar werknemers ter beschikking gestelde auto’s geen bijtellingen wegens privégebruik heeft aangegeven, heeft zij dermate lichtvaardig gehandeld dat sprake is van grove schuld.

De Rechtbank acht, in aanmerking nemende de ernst van de beboetbare feiten en de omstandigheden van het geval, vergrijpboetes van 25% passend en geboden. Van overige (financiële) omstandigheden die mogelijk aanleiding kunnen zijn voor het verder matigen van de vergrijpboetes is de Rechtbank niet gebleken.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:13274