De inspecteur heeft aan belanghebbende aanslagen omzetbelasting en loonheffingen opgelegd. Ook heeft de inspecteur verzuimboetes opgelegd, omdat belanghebbende de verschuldigde bedragen aan omzetbelasting en loonheffingen niet (tijdig) heeft betaald.

In geschil is of de inspecteur terecht verzuimboetes heeft opgelegd vanwege het niet (tijdig) betalen van de omzetbelasting en loonheffingen. Daarbij is met name van belang of het handelen van de ontvanger ertoe heeft geleid dat het voor belanghebbende onmogelijk was tijdig te betalen.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat de beslagen die de ontvanger in december 2016 heeft gelegd haar bedrijfsvoering zeer ernstig hebben bemoeilijkt. De ontvanger zou volgens belanghebbende bovendien onrechtmatig beslagen hebben gelegd.

De Rechtbank stelt voorop dat het gaat om verzuimboetes en daarvoor in de regel niet is vereist dat belanghebbende een verwijt kan worden gemaakt van het te laat betalen. Een boete is in beginsel gerechtvaardigd, tenzij sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas).

Toch vindt de Rechtbank een boete onder de gegeven omstandigheden niet passend en geboden. Belanghebbende heeft eind januari telefonisch en schriftelijk een concreet betalingsvoorstel aan de ontvanger gedaan. Zij mocht naar het oordeel van de Rechtbank een reactie daarop afwachten. In die reactie heeft de ontvanger niet alleen het voorstel afgewezen, maar ook aangekondigd dat hij het faillissement van belanghebbende zou aanvragen, waarna belanghebbende voor een keuze stond. Belanghebbende was immers niet in staat om op korte termijn alle vorderingen van de Belastingdienst te betalen, gelet op de hoogte daarvan. Belanghebbende heeft er daarom voor gekozen zoveel mogelijk steunvorderingen te betalen, zodat een faillissement afgewend zou worden. Deze keuze heeft ook geleid tot afwijzing van het faillissementsverzoek. Het is derhalve – naar het oordeel van de Rechtbank – de Belastingdienst zelf, in de persoon van de ontvanger, die met de aanvraag van het faillissement heeft bewerkstelligd dat belanghebbende deze keuze heeft gemaakt, welke – gegeven de omstandigheden – ook alleszins redelijk was. Onder dergelijke specifieke omstandigheden is het opleggen van een boete naar het oordeel van de Rechtbank niet passend en geboden en in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

De Rechtbank vernietigt – voor zover tijdig bezwaar was gemaakt – de verzuimboetes.

Rechtbank Gelderland 12 april 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1660

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2018:1660