Een Accountant [betrokkene] heeft ten onrechte een goedkeurende verklaring van een jaarrekening afgegeven in 2010. In 2014 heeft de Accountantskamer reeds de maatregel van berisping opgelegd aan betrokkene in deze zaak. In een tussenbeslissing zijn nadere klachten grotendeels niet-ontvankelijk verklaard met uitzondering van een klacht waarbij betrokkene een vordering van € 369.000 als dubieus aan had moeten merken.

De Accountantskamer is van oordeel dat, gezien de ouderdom van de vorderingen – meer dan 2,5 jaar – en het feit dat het betrekking heeft op de verbouwing van een privéwoning, het op de weg van betrokkene had gelegen in zijn controle intensief aandacht te besteden aan de solvabiliteit van de debiteuren, het ontstaan van de vorderingen, de redenen van niet betalen, de verwachtingen ten aanzien van ontvangst van de vorderingen en eventuele ontwikkelingen ter zake tot de datum van het afgeven van de accountantsverklaring.

De klacht wordt in zoverre gegrond verklaard. De Accountantskamer oordeelt voorts dat indien de klacht betreffende de vordering in de eerdere klachtprocedure zou zijn meegenomen, de Accountantskamer geen hogere maatregel zou hebben opgelegd. De maatregel van berisping blijft in stand.

De Accountantskamer 9 januari 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:1

http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/accountants/uitspraak/2017/ECLI_NL_TACAKN_2017_1