In de onderhavige zaak doet de Accountantskamer uitspraak over een klacht tegen een accountant, wiens kantoor werkzaamheden verrichtte voor een vennootschap. Deze vennootschap is bekend van het voor het insolventierecht belangrijke Romania-arrest uit 2013. Hierin werd geoordeeld dat de vennootschap moest opdraaien voor haar garantieverplichting ten behoeve van haar failliete dochterondernemingen. Het ging in die zaak om een vordering die kon oplopen tot € 1 miljoen.

De curator was van mening dat deze post reeds in de jaarrekening van 2002 had moeten worden opgenomen als een voorziening. Toen de curator zich tot de accountant wendde met een verzoek om informatie over hoofdelijkheidsverklaringen en garantiestellingen antwoordde de accountant dat hij hem niet verder kon helpen. De accountant stelde dat hij niet over de informatie beschikte, omdat de betrokken accountants respectievelijk in 2003 en 2008 hun werkzaamheden hadden neergelegd, en de vennootschap sindsdien ook geen werkzaamheden meer voor Romania had verricht.

De Accountantskamer oordeelde dat de accountant niet alleen kon volstaan met de melding dat de aangeschreven vennootschap geen accountantsdiensten meer verleende voor Romania, maar dat hij ook bekend had moeten maken dat hijzelf in 2008 en 2009 de jaarrekening voor Romania had vastgesteld, in plaats van zich te verschuilen achter de vennootschap. Door dit achterwege te laten handelde de accountant in strijd met het fundamentele beginsel van “integriteit”. De Accountantskamer achtte dit deel van de klacht gegrond.

Daarnaast werd de accountant verweten dat hij de opgevraagde toelichting op de gedeponeerde stukken niet verschafte en dat hij ten onrechte geen voorziening had opgenomen op de gedeponeerde balans, waardoor ten onrechte de schijn van kredietwaardigheid is gewekt.

De Accountantskamer verwierp evenwel deze klachten. Gelet op zijn geheimhoudingsplicht stond het de accountant niet vrij de nadere toelichting op de gedeponeerde stukken te verschaffen. Met betrekking tot het opnemen van een voorziening stelde de Accountantskamer dat er onvoldoende is gesteld en aannemelijk is geworden dat de accountant destijds wist van feiten of omstandigheden die tot een dergelijke voorziening noopte.

De Accountantskamer acht de klacht deels gegrond, maar legt – vanwege de geringe ernst van de integriteitsschending en de overige omstandigheden van het geval – geen maatregel op.

De Accountantskamer 23 januari 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:10

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2017_10