Het kenteken van belanghebbendes auto stond als geschorst geregistreerd. Daarom is aanvankelijk geen motorrijtuigenbelasting geheven. Op enig moment wordt echter geconstateerd dat met de auto een snelheidsovertreding is begaan op de openbare weg. In dat verband wordt aan belanghebbende een vooraankondiging naheffingsaanslag en boete verzonden.

Vooraf wordt de vraag gesteld of belanghebbende ontvankelijk is, nu in beginsel sprake is van een overschrijding van de beroepstermijn. Daaromtrent overweegt de Rechtbank dat ter zitting is vast komen te staan dat de poststukken een ander adres vermelden dan het adres van belanghebbende te Portugal. De Rechtbank acht aannemelijk dat die poststukken niet bij belanghebbende zijn bezorgd. Wel is vast komen te staan dat belanghebbende aan de inspecteur het juiste adres heeft doorgegeven, zodat de onjuiste adressering moet worden toegerekend aan de inspecteur. Gelet hierop acht de Rechtbank het beroep ontvankelijk.

Belanghebbende is ondanks een verzoek daartoe niet gehoord. De brieven inzake het horen zijn eveneens onjuist geadresseerd, hetgeen ook aan de inspecteur is te wijten. Dat leidt volgens de Rechtbank tot het oordeel dat belanghebbende niet in gelegenheid is gesteld om te worden gehoord zodat het hoorrecht is geschonden. Aangezien belanghebbende ter zitting heeft verzocht de procedure niet terug te wijzen naar de inspecteur heeft de Rechtbank de zaak inhoudelijk behandeld. De Rechtbank acht de naheffingsaanslag terecht, nu vast staat dat belanghebbende na de keuring met de auto in Nederland gebruik heeft gemaakt van de openbare weg.

Ten aanzien van de verzuimboete overweegt de Rechtbank dat ook de vooraankondiging van de naheffingsaanslag en de boete naar een onjuist adres zijn verzonden hetgeen wederom aan de inspecteur te wijten is. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende gesteld dat hij de vooraankondiging niet heeft ontvangen en hij daardoor niet weet wat hem wordt verweten. Naar de Rechtbank begrijpt, stelt belanghebbende daarmee dat niet is voldaan aan artikel 67g, tweede lid, AWR. Op grond van deze bepaling moet de inspecteur de belastingplichtige uiterlijk bij het vaststellen van de boetebeschikking in kennis stellen van de gronden waarop het opleggen van de boete berust. De inspecteur heeft ter zitting bevestigd dat de vooraankondiging naar het verkeerde adres is gezonden. Nu de inspecteur, op wie de bewijslast rust, ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende voorafgaand aan de boeteschikking op andere wijze bekend is geworden met de gronden waarop de boete is gebaseerd, is artikel 67g, tweede lid, AWR geschonden. De Rechtbank heeft daarom de verzuimboete vernietigd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:7884