De heer Diekman wijdt een opinie (‘Ongepaste vraag van accountant en onjuist BFT-advies’) aan de wijze waarop accountants zich ten aanzien van ondernemers (bijv. makelaars of een juweliers) die zij controleren, moeten gedragen op grond van de WWFT.

De heer Diekman gaat in op de artikelen 22, lid 1 en 23, lid 1 Wwft. De strekking van deze – volgens hem ‘volstrekt duidelijke’- artikelen is dat de instelling die een melding aan de FIU Nederland heeft gedaan daarover geheimhouding in acht moet nemen. Deze geheimhouding dient een ondernemer (bijvoorbeeld een makelaar of een juwelier) ook in de richting van zijn controlerend accountant te betrachten. Accountants die hun cliënt vragen om de correspondentie betreffende hun meldingen te tonen, verleiden daarmee de cliënt tot een overtreding van de wettelijke geheimhoudingsplicht. Deze vraag is daarom ongepast, aldus de auteur.

Een beroep op COS 250.14 om de vraag wel te stellen faalt, omdat een wettelijke bepaling op dit punt hiërarchisch zwaarder weegt dan de COS. Wel moet de accountant het systeem van interne beheersing bij de cliënt beoordelen en trachten vast te stellen dat daarin waarborgen zijn opgenomen voor naleving van wet- en regelgeving, met name de Wwft.

Om dezelfde reden is het advies van het Bureau Financieel Toezicht (BFT), zoals opgenomen in de Richtsnoeren, om de correspondentie van de meldingen van de cliënt in het accountantsdossier op te nemen, eveneens ongepast.

31 augustus 2015

https://www.accountant.nl/opinie/20151/8/ongepaste-vraag-van-accountant-en-onjuist-bft-advies/