Belanghebbende houdt zich bezig met de handel in mobiele telefoons en tablets. In 2013 levert belanghebbende telefoons aan een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde afnemer. Belanghebbende koopt deze telefoons in eerste instantie in Polen in, vervoert ze naar haar magazijn in Nederland en vervolgens naar logistieke centra in Polen en Duitsland. Na betaling van de facturen worden de goederen aldaar vrijgegeven. Belanghebbende vermeldt op de facturen het Britse btw-identificatienummer van de afnemer. De afnemer beschikt niet over een Pools of Duits btw-identificatienummer en geeft geen intracommunautaire verwervingen aan. Het Britse btw-nummer is aan het eind van de leveringsperiode ingetrokken door de Britse autoriteiten, omdat er aanwijzingen waren van fraude.

In het verleden heeft belanghebbende van de inspecteur enkele waarschuwingsbrieven ontvangen over fraude binnen de handelsketen, waarvan zij deel uitmaakte. Naar aanleiding daarvan hebben partijen destijds afgesproken dat belanghebbende de inspecteur informeert over nieuwe leveranciers en nieuwe afnemers. Belanghebbende heeft ook de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde afnemer aangemeld.

In geschil is of belanghebbende op de hierboven genoemde leveringen terecht het nultarief heeft toegepast, hetgeen de inspecteur betwist.

De rechtbank overweegt dat op belanghebbende de bewijslast rust dat het nultarief terecht is toegepast. Beoordeling geschiedt aan de hand van de voorwaarden die het nationaal recht aan dat bewijs stelt (HvJ 16 december 2010, C-430/09 (Euro-Tyre Holding B.V.), ECLI:EU:C:2010:786). Art. 12, lid 1 en lid 2, letter a, onderdeel 2, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) bepaalt dat slechts aanspraak op het nultarief bestaat indien de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt en de ondernemer beschikt over het btw-identificatienummer van degene die de goederen afneemt.

Belanghebbende meent dat zij voldoet aan de wettelijke eisen door het Britse btw-identificatienummer te vermelden. Voor de rechtbank bestrijdt de inspecteur niet dat belanghebbende voldoet aan de materiële vereisten voor toepassing van het nultarief. Wel meent de inspecteur dat belanghebbende niet voldoet aan de formele vereisten, nu zij niet beschikt over een Pools of Duits btw-identificatienummer van de afnemer en er sprake is van fraude. De inspecteur legt het vereiste van btw-identificatienummer dus zo uit dat hiermee wordt bedoeld het btw-identificatienummer verstrekt door het land van aankomst van de goederen (waar de ICL plaatsvindt).

De rechtbank gaat mee in het verweer van de inspecteur. Uit artikel 214 van de btw-richtlijn leidt zij af dat de afnemer van belanghebbende zou moeten beschikken over btw-identificatienummers in Duitsland en Polen – de lidstaten van aankomst van de goederen. Dat zijn volgens de rechtbank dan de btw-identificatienummers waarover belanghebbende op grond van het Uitvoeringsbesluit moet beschikken.

Uit jurisprudentie van het HvJ volgt evenwel dat het enkele ontbreken van het juiste btw-identificatienummer niet voldoende is voor weigering van het nultarief (HvJ 27 september 2012, C-587/10 (VSTR), ECLI:EU:C:2012:592). De rechtbank overweegt dat vaststaat dat belanghebbende betrokken is geraakt bij fraude in een keten doordat zij onvoldoende oplettend is geweest. Belanghebbende had, zeker gezien de waarschuwingen van de inspecteur, bij de afnemer moeten informeren naar haar activiteiten in en het btw-identificatienummer van de landen van aankomst van de goederen. Dat belanghebbende de inspecteur overeenkomstig de afspraak heeft geïnformeerd, maakt dit niet anders nu deze handeling pas heeft plaatsgevonden na de leveringen waarop belanghebbende het nultarief heeft toegepast.

Een beroep op het vertrouwensbeginsel of op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan belanghebbende ook niet baten. De rechtbank concludeert dat de inspecteur toepassing van het nultarief terecht heeft geweigerd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 december 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8393.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2016:8393