Eiseres heeft als douane‑expediteur op eigen naam en voor eigen rekening aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van pinda bevattende producten. De inspecteur heeft aan eiseres twee UTB’s opgelegd voor douanerechten op landbouwproducten.

Eiseres bestrijdt de rechtmatigheid van deze boeking achteraf omdat de inspecteur op grond van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW af had moeten zien van boeking achteraf. In dat kader stelt eiseres dat er sprake is van vergissingen van verweerder door het jarenlang accepteren van de goederencode waarbij regelmatig werd overgegaan tot fysieke controle zonder correctie.

De Rechtbank zet eerst de drie cumulatieve voorwaarden voor een beroep op artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW uiteen: “Om te beginnen moet de inning van de rechten achterwege zijn gebleven ten gevolge van een vergissing van de bevoegde autoriteiten, vervolgens moet de vergissing van deze autoriteiten van dien aard zijn geweest dat een belastingschuldige te goeder trouw deze redelijkerwijze niet kon ontdekken, en ten slotte moet laatstbedoelde voor zijn douaneaangifte aan alle voorschriften van de geldende regelgeving hebben voldaan”.

Vervolgens oordeelt de Rechtbank dat het beroep (o.a.) niet slaagt op grond van het tweede criterium: “Als al sprake zou zijn van een vergissing dan had eiseres naar het oordeel van de Rechtbank de vergissing redelijkerwijze kunnen ontdekken. De Rechtbank overweegt daartoe als volgt. Eiseres is een wereldwijd opererende logistiek dienstverlener en douane-expediteur en is een zeer ervaren professionele marktdeelnemer. De aangiften die in geschil zijn, zijn gedaan in de periode maart 2008 tot en met juni 2009 en aldus na 12 februari 2008, de datum van publicatie van de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 10 januari 2008, zaaknummer 07/4170, ECLI:NL:RBHAA:2008:BC2198. Ten tijde van het doen van de aangiften had eiseres derhalve op de hoogte kunnen zijn van deze uitspraak. Gelet op de beroepservaring van haar opdrachtgever, (…) die gezien de onder 9 genoemde brief op de hoogte was van de discussie over de indeling van de pindacrackers en de veronderstelde deskundigheid bij de toepassing van de douanebepalingen bij eiseres, had zij bij een grotere mate van zorgvuldigheid bij de indeling van de pindacrackers kunnen constateren dat de pindacrackers niet onder de aangegeven GN-code konden worden ingedeeld. Dat eiseres de goederen bleef aangeven onder GS-post 2008, komt voor rekening en risico van eiseres. Eiseres had immers de pindacrackers kunnen aangeven onder GS-post 1905 en eventueel hiertegen bezwaar kunnen maken”.

Rechtbank Noord-Holland, 21 augustus 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:7247

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2017:7247