De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 47.500. Verder is een vergrijpboete opgelegd van € 23.750. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Bij de beoordeling van de boete neemt het Hof in aanmerking dat de aangifte omzetbelasting is verzorgd door A, een externe boekhouder. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende echter zelf ook grove schuld valt te verwijten, ondanks dat de aangifte door de adviseur van belanghebbende is ingediend.

Belanghebbende leverde ter verwerking van de door A verzorgde aangiften omzetbelasting de uitgereikte facturen aan, waaronder een factuur betreffende een transactie met B. Deze factuur vermeldt een groot bedrag aan omzetbelasting. A kan ten minste grove schuld worden verweten omdat hij die factuur en de daarop vermelde omzetbelasting niet in de aangifte heeft verwerkt en dat dit bedrag aan omzetbelasting dus ook niet op aangifte is voldaan. A moet als boekhouder naar het oordeel van het Hof hebben geweten dat gefactureerde omzetbelasting is verschuldigd.

De aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2009 was voor belanghebbende bijzonder, aangezien hierin de transactie met B was begrepen. Belanghebbende heeft de factuur aan A overhandigd teneinde die in de aangifte omzetbelasting te verwerken. De aangifte over het eerste kwartaal 2009 betrof daarmee geen reguliere aangifte, maar een waarop – naar belanghebbende redelijkerwijs kon verwachten – een groot bedrag aan omzetbelasting zou moeten worden voldaan. In de door A verzorgde aangifte is dit aanzienlijke bedrag aan omzetbelasting evenwel niet verantwoord, hetgeen belanghebbende volgens het Hof op had moeten vallen. Het op aangifte verschuldigde bedrag was immers veel lager dan belanghebbende redelijkerwijs kon verwachten. Het constateren van het aanzienlijke verschil tussen het te betalen bedrag aan omzetbelasting en het in de aangifte vermelde bedrag is eenvoudig en vergt naar het oordeel van het Hof geen diepgaande fiscale, bedrijfseconomische of financiële kennis. Het had op de weg van belanghebbende gelegen hierover navraag te doen bij A. Door dit na te laten heeft belanghebbende niet de zorg betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de samenwerking met A, hetgeen uiteindelijk tot gevolg heeft gehad dat een groot bedrag aan omzetbelasting niet op aangifte is voldaan. Naar het oordeel van het Hof is dit verwijt in laakbaarheid aan opzet grenzend (grove schuld).

Voor een vermindering van de boete vanwege financiële omstandigheden ziet het Hof geen aanleiding. Het feit dat belanghebbende inmiddels is ontbonden en een verklaring van de gemachtigde dat beslag is gelegd op onroerende zaken acht het Hof daarvoor onvoldoende. Het Hof zal de boete wel verminderen met 10% tot € 10.687,50 in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:9440