Over een periode van ruim 7 jaar stort een handelaar in airco’s bijna € 6 miljoen in contanten af bij de Rabobank. Op enig moment stelt Rabobank diverse vragen over de stortingen. Ondanks dat de vragen van de bank worden beantwoord en de gevraagde stukken worden verstrekt, zegt de bank de relatie met de airco-handelaar op. In geschil is of zij hiertoe mocht overgaan.

Volgens de bank is sprake van een hoger percentage contant betalingsverkeer dan gebruikelijk in de detailhandel. De bank heeft de airco-handelaar verzocht om aan de hand van de jaarrekening, een kasboek of andere documentatie, zichtbaar te maken wat de verhouding was tussen de girale en contante gelden. Daarnaast heeft de bank verzocht om een aantal contante stortingen te verklaren en aan de hand van documentatie (bijvoorbeeld facturen) te onderbouwen. Ook is gevraagd om inzichtelijk te maken van wie er coupures van € 200 en € 500 zijn ontvangen, hoe een klant contant kon betalen, waarom de omzet fors was gestegen en waarom de contante betalingen waren toegenomen. De airco handelaar heeft het recente jaarverslag alsook het kasboek verstrekt, maar volgens de bank kunnen de contante stortingen op basis van die gegevens niet kunnen worden verklaard. De bank meent dat er onvoldoende antwoord is ontvangen op haar vragen en zegt de relatie vervolgens op.

In geschil is, onder meer, of Rabobank de bankrelatie mocht opzeggen. De rechtbank overweegt allereerst dat hoewel er (veel) meer dan gemiddeld gebruik werd gemaakt van contant geld en dat daar doorgaans een hoger witwasrisico bij komt kijken, tevens is aangevoerd dat dit een wettig betaalmiddel is en dat de vennootschap reeds voorafgaand aan de opzegging al geen coupures van € 200 en € 500 meer accepteerde. Bovendien is gesteld noch gebleken dat sprake was van een onbehoorlijke of ondeugdelijke administratie. Volgens de rechtbank heeft Rabobank dan ook niet of onvoldoende concreet aangegeven wat, en op grond waarvan, de airco-handelaar nog meer had moeten doen om witwasrisico’s te verminderen of weg te nemen.

De strekking van de Wwft is volgens de rechtbank verder evenmin dat banken van cliënten mogen verlangen dat zij zelf ook Wwft-cliëntenonderzoek uitvoeren. Op de aircohandelaar rust immers geen verplichting om de herkomst van het contante geld waarmee haar klanten haar betalen te onderzoeken. Het feit dat niet alle vragen van Rabobank tot haar volle tevredenheid zijn beantwoord, rechtvaardigt volgens de rechtbank daarom niet de conclusie dat het cliëntenonderzoek niet kon worden afgerond en dat de bank verplicht was de relatie te beëindigen. De enkele omstandigheid dat er veel contant geld omgaat binnen de vennootschap, maakt niet dat aanleiding bestaat om te veronderstellen dat de partijen (bewust) witwassen faciliteren.

De rechtbank beveelt Rabobank daarom om de bankrelatie met de airco-handelaar te herstellen en te continueren.

Rb. Gelderland 1 februari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:494

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2023:494