Eiser heeft een eenmanszaak, middels welke hij bedrijven telefonisch benadert met het verzoek een overeenkomst aan te gaan inzake het tegen betaling vermelden van hun bedrijfsgegevens in de bedrijvengids. Indien facturen niet werden betaald, ging eiser, na het sturen van een herinnering, een aanmaning en telefonisch contact, over tot opzegging van de overeenkomst. Ter zake van de ontbonden overeenkomst maakte eiser een creditnota op. Uit het boekenonderzoek van de Belastingdienst blijkt dat eiser zijn omzet heeft tegen geboekt aan de hand van creditnota’s. De belastingdienst heeft eiser een naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) opgelegd van €319.174, vermeerderd met een heffingsrente van €12.055 en een vergrijpboete van €239.380.
In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht een naheffingsaanslag OB heeft opgelegd en of de vergrijpboete terecht is opgelegd aan eiser.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van prestaties onder bezwarende titel nu eiser advertenties op internet plaatst en hiervoor en vergoeding ontvangt. Het feit dat bedrijven niet overgaan tot betaling omdat de dienst niet voldoet aan de verwachting van de afnemer, doet hier niets aan af. Tevens is de rechtbank van mening dat de belasting niet aftrekbaar is op grond van art. 15 lid 1 ond. a Wet OB 1968, omdat de omzetbelasting, die vermeld staat op de creditnota’s, niet door een andere ondernemer ter zake van door hem aan eiser verrichte leveringen en verleende diensten op een factuur in rekening is gebracht. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Ook de vergrijpboete is terecht opgelegd.
Rechtbank Noord-Nederland, 17 maart 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1218
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2015:1218