Betrokkene is een voormalig accountant die praktijk hield onder de naam ‘Y Accountancy’. De aan hem gelieerde vennootschappen, waaronder Y Accountancy die een fiscale eenheid vormde met A-BV, worden onderworpen aan een volledig boekenonderzoek (inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting). Naar aanleiding van dit onderzoek werd tijdens het tripartite overleg besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar het indienen van opzettelijk onjuist ingevulde aangiften omzetbelastingbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012.

Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat betrokkene op het periodieke aangifteformulier omzetbelasting van Y Accountancy handmatig de hoeveelheid aantekende, waarmee de te betalen omzetbelasting moest worden verlaagd. Vervolgens liet betrokkene een werknemer de te betalen omzetbelasting debet boeken en de administratie aanpassen. Tot slot vertelde de betrokkene deze werkneemster na afloop van ieder jaar welke voorafgaande journaalposten moesten worden geboekt, en maakte hij zelf de jaarrekening op.

De klacht die bij de Accountantskamer voorligt is tweeledig. Allereerst wordt betrokkene verweten de ingediende aangiften omzetbelasting van maart 2009 tot en met december 2012 opzettelijk onjuist te hebben gedaan. Betrokkene heeft ter zitting bevestigd dat hij zich er ten tijde van het doen van de aangiften van bewust was, dat hij die ten onrechte deed. Volgens de Accountantskamer is hiermee voldoende aannemelijk dat betrokkene de aangiften omzetbelasting bewust onjuist heeft gedaan. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.

Volgens het tweede klachtonderdeel zou betrokkene de jaarrekening van Y Accountancy over het boekjaar 2011 valselijk hebben opgemaakt. Naar de Accountantskamer begrijpt, ziet de klacht er op dat de balanspost omzetbelasting tot een te laag bedrag is opgenomen in voormelde jaarrekening. Betrokkene heeft dit ter zitting betwist. De Accountantskamer is van oordeel dat klager dit deel van de klacht onvoldoende heeft onderbouwd. Klager heeft in zijn klaagschrift niets naders ter staving van dit klachtonderdeel aangevoerd dan het uit het proces-verbaal afgeleide vermoeden. Dit klemt te meer nu de Accountantskamer uit de feiten afleidt dat vanwege het bestaan van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting alleen A-B.V. in verband met de omzetbelasting een schuld aan de Belastingdienst zou kunnen hebben. De klacht wordt op dit onderdeel ongegrond verklaard.

Bij het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel, neemt de Accountantskamer in aanmerking dat aannemelijk is geworden dat het fraudebedrag ruim € 100.000,- beloopt. Betrokkene heeft bovendien verklaard niet de intentie te hebben gehad de te weinig aangegeven omzetbelasting door middel van suppleties alsnog aan te geven en af te dragen. Wat betreft de bewustheid merkt de Accountantskamer nog op dat betrokkene als reden voor zijn handelen liquiditeitsproblemen heeft aangevoerd, terwijl hij in die jaren wel verplichtingen is aangegaan met betrekking tot het huren en inrichten van een bedrijfspand en het leasen van een auto.

De Accountantskamer legt aan betrokkene de maatregel van doorhaling van de inschrijving met een herinschrijvingsverbod van 10 jaar op. Het feit dat betrokkene na de start van het strafrechtrechtelijk onderzoek alle medewerking zou hebben verleend, is volgens de Accountantskamer geen aanleiding om de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven te bekorten.

Accountantskamer 12 oktober 2015

http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/accountants/uitspraak/2015/ECLI_NL_TACAKN_2015_113