Een notaris wordt verweten dat hij bij de afwikkeling van een nalatenschap onvoldoende heeft geadviseerd over de fiscale consequenties hiervan. Bij het overlijden van een persoon heeft zijn broer (klager) diens nalatenschap aanvaard na raadpleging van de notaris. De ouders hebben de nalatenschap verworpen omdat zij geen behoefte hadden aan extra geld. Het advies van de notaris bleek evenwel financieel nadelig. De ouders van een overledene zouden immers veel minder erfbelasting betalen bij een aanvaarding van de nalatenschap dan een broer, omdat zij een hogere belastingvrijstelling hebben. Daarnaast bestond destijds de mogelijkheid voor de ouders om (onder voorwaarden) € 100.000 belastingvrij te schenken aan klager.
Klager stelt dat de notaris onjuist geadviseerd heeft, omdat het de doelstelling van de erfgenamen was om zo weinig mogelijk belasting te betalen. Of tijdens de bespreking aan de orde is gesteld dat de ouders zo weinig mogelijk erfbelasting wensten te betalen, is volgens de Kamer onvoldoende gebleken. De notaris heeft die stelling namelijk gemotiveerd betwist en klagers hebben dat niet aannemelijk kunnen maken. De Kamer is evenwel van oordeel dat, indien een notaris erfgenamen adviseert een nalatenschap te verwerpen respectievelijk te aanvaarden, het tot de gangbare notariële praktijk behoort dat hij daarbij tevens aan de erfgenamen de fiscale aspecten van hun keuze voorhoudt en niet slechts wanneer zij daarom verzoeken. De notaris heeft klagers dus onvolledig geïnformeerd. Dit verwijt wordt versterkt doordat de notaris niet heeft gewezen op de mogelijkheid om belastingvrij te schenken.
De klacht wordt gegrond verklaard en de Kamer acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat de notaris heeft erkend dat hij de erfgenamen niet heeft geattendeerd op de belastingvrije schenking en daarvoor zijn excuses heeft aangeboden.
Bron
De Kamer voor het Notariaat 12 september 2016, ECLI:NL:TNORARL:2016:44