Bij een douaneonderzoek komt aan het licht dat belanghebbende in 2007 en 2008 een aantal boten heeft gekocht en heeft doorverkocht. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de Belastingdienst over 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting met vergrijpboete op ter zake van de verkoop van deze boten. Belanghebbende gaat in bezwaar en in beroep.

Voor de Rechtbank is in geschil of belanghebbende als ondernemer moet worden aangemerkt en, indien deze vraag positief wordt beantwoord, wat de hoogte van de opbrengst en af te trekken kosten is.

De Rechtbank overweegt dat belanghebbende belastingplichtig is, nu hij zelfstandig een economische activiteit heeft verricht, in die zin dat hij regelmatig tegen vergoeding prestaties heeft verricht. De Rechtbank acht het gelet op het korte tijdsverloop tussen de verschillende aan- en verkopen niet aannemelijk dat deze verkopen louter in de privésfeer hebben plaatsgevonden.

De Rechtbank volgt de inspecteur evenwel niet in diens standpunt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Volgens art. 27e lid 1 AWR jo. 8 AWR kan van een dergelijke sanctie immers slechts sprake zijn zodra belanghebbende ook is uitgenodigd tot het doen van aangifte. Hiervan is geen sprake. De bewijslast wordt derhalve niet omgekeerd en verzwaard.

Het is derhalve aan de inspecteur de hoogte van de naheffingsaanslag aannemelijk te maken. Hierin slaagt de inspecteur maar ten dele. Belanghebbende stelt gemotiveerd dat het bedrag lager dient te zijn. Ook op basis van extrapolatie van de winstmarge op de eerste boot kan de inspecteur zijn gestelde bedrag niet volledig onderbouwen. Hij heeft dit niet getalsmatig inzichtelijk gemaakt.

Ten aanzien van de vergrijpboete kan belanghebbende, naar het oordeel van de Rechtbank, ten minste grove schuld worden verweten ter zake van het feit dat hij geen aangifte heeft gedaan. Hier staat het feit dat hij geen uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte niet aan in de weg, nu dit evenzeer aan zijn schuld te wijten is. Hij had immers de inspecteur om uitnodiging tot het doen van aangifte dienen te verzoeken. Wel wordt de boete met 15% gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

De Rechtbank verklaart het beroep gegrond.

Rechtbank Gelderland 1 december 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6443

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:6443