Betrokkene is accountant en was werkzaam voor klager en zijn bedrijven. De werkzaamheden van betrokkene bestonden sinds 2007 uit het samenstellen van de jaarrekeningen, het verzorgen van de salarisadministratie en het doen van fiscale aangiften.

De klacht houdt in dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Betrokkene zou (onder meer) een onjuiste voorraadwaardering hebben gehanteerd, ten onrechte over 2012 een verlies van € 300.000 hebben gepresenteerd en ondanks herhaaldelijke verzoeken ten onrechte geweigerd hebben om de door hem verwerkte voorraadlijsten aan klager toe te sturen.

Ten aanzien van de eerste twee klachtonderdelen overweegt de Accountantskamer dat deze feiten reeds in de periode 2012 – 2013 bekend waren voor klager, terwijl hij meer dan drie jaren later pas een tuchtrechtelijke klacht heeft ingediend tegen betrokkene. Volgens artikel 22 lid 1 Wtra kunnen geen klachten in behandeling worden genomen indien op het moment van indienen van de klacht, reeds drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De klachten over de onjuiste voorraadwaardering en het verlies over 2012 zijn daarom niet-ontvankelijk volgens de Accountantskamer.

De klacht over het niet toesturen van de verwerkte voorraadlijsten aan klager is echter wél ontvankelijk. De Accountantskamer overweegt dat klager meermaals heeft gevraagd om afgifte van de voorraadlijsten. Betrokkene heeft dit geweigerd, zonder beroep te doen op enig retentierecht. Ook heeft betrokkene geen verdere navraag gedaan naar de reden van het verzoek van klager. Dit alles terwijl betrokkene had kunnen vermoeden dat klager een zeker belang had bij de toezending van de voorraadlijsten, bijvoorbeeld omdat hij niet meer over de originele stukken beschikte. Door deze weigering heeft betrokkene volgens de Accountantskamer in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d. van de VGBA.

De Accountantskamer verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond. Vanwege de geringe tuchtrechtelijke relevantie van het verzuim van betrokkene acht de Accountantskamer het niet geboden om een maatregel op te leggen.

De Accountantskamer 16 juni 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:39

https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:TACAKN:2017:39