De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd. Eveneens is door de inspecteur een verzuimboete opgelegd.

Belanghebbende is houder van een motorrijtuig dat rijdt op LPG. De datum van eerste toelating is 23 april 1985. Belanghebbende heeft een vrijstellingsbeschikking ontvangen ter zake van de motorrijtuigenbelasting, omdat het motorrijtuig 25 jaar of ouder is. In december 2013 heeft belanghebbende een informatiebrief ontvangen over de wijziging van de wet- en regelgeving voor de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor oldtimers per 1 januari 2014. Per 1 januari 2014 geldt de vrijstelling immers alleen nog voor motorrijtuigen die ouder zijn dan 40 jaar.

Aangezien belanghebbende de verschuldigde motorrijtuigenbelasting niet heeft betaald, is door de inspecteur een naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd. In hoger beroep is in geschil of sprake is van een pleitbaar standpunt.

De Rechtbank in eerste aanleg heeft geoordeeld dat vaststaat dat belanghebbende de motorrijtuigenbelasting niet heeft betaald en dat daarmee een verzuimboete in beginsel gerechtvaardigd is. De Rechtbank constateerde dat belanghebbende zich van meet af aan heeft beroepen op de geldigheid van de vrijstellingsbeschikking en daarom meent geen motorrijtuigenbelasting te hoeven betalen. Belanghebbende stelt dat de vrijstellingsbeschikking niet is ingetrokken en derhalve nog steeds geldig is. Dit leverde naar het oordeel van de Rechtbank een voldoende pleitbaar standpunt op.

De inspecteur voert in hoger beroep aan dat aan belanghebbende in december 2013 een informatiebrief is verzonden en dat eveneens in januari 2014 een rekening motorrijtuigenbelasting is verzonden. Belanghebbende had derhalve moeten begrijpen dat de vrijstellingsbeschikking met ingang van 1 januari 2014 niet langer van toepassing was.

Het Hof overweegt dat van een pleitbaar standpunt sprake is als voor dat standpunt, ook al wordt dat door de rechter uiteindelijk als onjuist bevonden, zodanige argumenten kunnen worden aangevoerd dat sprake is van een in redelijkheid verdedigbaar standpunt. Een belanghebbende hoeft zich daarbij niet te laten weerhouden door een standpunt van de inspecteur dat aan belanghebbende is geïnformeerd.

Het Hof is – evenals de Rechtbank – van oordeel dat het standpunt van belanghebbende, dat zijn vrijstellingsbeschikking nimmer (rechtsgeldig) is ingetrokken en als gevolg daarvan ook nog na 1 januari 2014 van toepassing was, een in redelijkheid verdedigbaar en daarmee pleitbaar standpunt is.

Gerechtshof Amsterdam 15 november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4507

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:4507